Reisverslagen
VALENCIA 2022: CERAMIEK,CALATRAVA EN CULINARIA
Verslag van weer een geslaagde tegelstudiereis
Dag 1: verzamelen (10 mei)
Dertig tegelvrienden meldden zich op de avond van 10 mei aan de dinertafels van het NH-hotel in de mooie Spaanse stad Valencia, tevens hoofdstad van de gelijknamige “autonome” regio. De meesten waren die middag samen vanuit Schiphol aangevlogen, enkelen kwamen vroeger of later op eigen gelegenheid.
Ons onderkomen lag net buiten het historische centrum, maar op steenworp afstand van het ontwikkelingsgebied in een drooggelegde rivierbedding waar de wereldberoemde architect Calatrava, zoon van deze stad, een aantal iconische gebouwen heeft gecreëerd. Dit park op zich is al een bezoek aan Valencia waard.
Maar daarnaast wachtte ons, naar zou blijken, een rondgang langs historische gebouwen, huizen, kerken en musea die samen een beeld geven van de eeuwenlange keramiektraditie in deze regio. Valencia was daarvan het middelpunt, maar meerdere plaatsen daar omheen, zoals Manises en Paterna, hebben evenzo furore gemaakt in de geschiedenis van gebruiksaardewerk en tegels.
Dag 2: Valencia te voet (11 mei)
‘s Ochtends gingen we als groep op pad, lopend naar het centrum, waar we verwelkomd werden door Dr. Jaume Coll Conesa, directeur van het Museo Nacional de Cerámica y Artes Suntuarias “González Martí”. Alvorens zijn museum te bezoeken nam hij ons mee naar een aantal gebouwen in de binnenstad. De eerste rondleiding ging naar het Palau de la Generalitat, een oorspronkelijk gotisch gebouw daterend uit 1420, in de zestiende eeuw uitgebreid. Zowel het oorspronkelijke koninkrijkje Valencia als de latere regionale regeringen en het hedendaagse bestuur van stad en regio vonden hier hun residentie. In de “gouden hal”, waar in de vijftiende eeuw de bestuurders samenkwamen, is de vloer belegd met blauw-witte tegels uit Manises, in de bekende middeleeuwse gótico mudéjar-stijl. (Met mudéjar wordt de islamitische bevolking in christelijk Spanje bedoeld. Deze naam wordt ook gebruikt voor de typerende decoratieve stijl die vervolgens in Spanje en Portugal ontstaat. De tegeldecors zijn een voortzetting van de tegelmozaïeken waarmee bijvoorbeeld het Alhambra in Granada bekleed is.) Voor het allergrootste deel echter zijn deze tegels volgens Jaume Coll replica’s van rond 1940. Ook de prachtige vierkante plafondkussens zijn een fusie van renaissance en mudéjar. Maar voor ons gezelschap het meest interessant bleek de Grote Zaal. Rondom bevinden zich daar tegellambriseringen die een Spaanse adaptatie zijn van de vroege Antwerpse tegels. Onze gids noemde bij deze connectie expliciet de naam van Cornelis Floris (men spreekt ook wel van de Florisstijl). De betegelingen hier, met gecentreerd in medaillons Bijbelse scènes, zijn echter in Toledo gemaakt. En zelfs gesigneerd door de artiest: Jose de Oliva – Toledo.
Verder ging de tocht. Eerst even langs de vroegere San Andrèskerk, nu San Juan de la Cruz geheten, die onderdeel uitmaakt van het Museo Nacional de Cerámica. Daar wees Jaume op vroege zeventiende-eeuwse Valenciaanse tegels met bloempanelen achter het altaar.
Maar de meeste betegelingen zijn hier achttiende-eeuws, met name landschapstaferelen. De formaten van die tegels zijn 20 x 20 centimeter, terwijl de vroegere 13 x 13 meten. Jaume vertelde ook dat de allervroegst bekende Valenciaanse keramische producten in wit, groen en paars werden uitgevoerd. Manises was toen nog het centrum waar het beroemde lusterglazuurwerk vandaan kwam. Valencia nam pas in de achttiende eeuw die dominante positie in de regio over. Een belangrijke producent was bijvoorbeeld de fabriek Vicente Navarro in de Coronastraat, waar in een Italiaanse stijl werd gedecoreerd, zoals ook deze barokke voormalige San Andrèskerk bewijst. Opvallend aan de landschapstableaus vonden enkelen onder ons het sterke doorschijnen van de kleur groen in die taferelen. Jaume vermoedt dat die kleur nogal royaal werd gebruikt omdat er veel van was, vanwege het op grote schaal produceren van groen monochroom vaatwerk in die tijd.
Jonge priesters
Volgend doel: het gebouw en museum van het Patriarchaat, gebouwd tussen 1586-1615 door Juan Ribeira: afkomstig uit Sevilla, politiek-militaire leider, aartsbisschop van Valencia, de titel patriarch van Antiochië voerde, en die Thomas More tot zijn vrienden rekende. Het complex oogt als een enorm vierkant blok, maar van binnen is het ruimtelijk, met een kerk, kapellen en studiegebouwen rondom de pandhof. De kloostergang/kruisgang is bekleed met enorme tegellambriseringen in cuerda seca- en cuenca-techniek . Deze zouden volgens onze gids ter plaatse zijn geproduceerd door een drietal tegelmakers uit Talavera de la Reina (Talavera, nabij Toledo in het hart van Spanje, is eveneens een beroemd keramiekcentrum). In dit Patriarchaatsgebouw, ook wel het Koninklijk Seminarie genoemd, begonnen in de vroege zeventiende eeuw de eerste priesterstudenten aan hun opleiding. Ook heden ten dage is dat nog zo. Het gebouw bevat een beroemde bibliotheek met een van de grootste Bijbelcollecties in Europa. In de grote kapel zijn schilderijen van Francisco Rebalto, sterk geïnspireerd door Caravaggio. In een andere kapel hangen enorme gobelins met voorstellingen van de Bijbelse parabel over de werkers in de wijngaard. Deze tapijten zijn gemaakt in Tournai (Doornik). Indrukwekkend is ook de collectie van het Patriarchaatsmuseum, vol Andalusische barok, maar ook met werken naar grote voorbeelden als Van der Weyden, El Greco en Caravaggio.
Fijnproeven en weer verder
Met onze hoofden uitpuilend van de beelden en verhalen, en de Spaanse zon brandend op onze wangen begonnen we aan een forse wandeling naar een restaurant voor de lunch. Onze reisorganisator, bestuurslid en penningmeester Mark van Veen, zelf een vaardige kok, had voor deze week een aantal culinaire attracties van de bovenste plank geselecteerd. Dat bleek toen we in Restaurante Blanqueries een fijnproeverslunch van sterrenniveau kregen voortgezet.
Verkwikt door spijs en drank moesten we daarna nog een programmapunt afwerken: het bezoek aan het Museo Nacional van gastheer Jaume. Dit breed opgezette keramiekmuseum, met al zijn stijlkamers, thematische zalen, interieurreconstructies en specialistische verzamelingen is gebaseerd op de collectie aardewerk en verwante kunst die de naamgever, verzamelaar en stichter Manuel González Martí (1877-1972), in 1947 doneerde. Ook het pand gaf deze mecenas er bij. Het oorspronkelijk gotische gebouw uit de vijftiende eeuw, bewoond door de markies de Dos Aguas, werd in de achttiende eeuw van een indrukwekkende rococostijl albasten voorgevel voorzien, die de twee riviergoden toont. Daarna is het nog vele malen verbouwd en heringedeeld. Desondanks zijn de looproutes complex, en moeten er heel wat trappen bedwongen worden. Maar er is dan ook geweldig veel moois te zien. Als we ons beperken tot de keramiek en de tegels, dan valt het oog al snel op een mooie collectie Aziatische keramiek. Deze presentatie toont een deel van achthonderd stukken die zijn geschonken door het Nederlandse echtpaar Helen Drenth en Tijmen Knecht. Ook fraai is de vitrine met het fijn beschilderde serviesgoed van de Koninklijke Alcora plateelfabriek, zo’n 90 kilometer verwijderd van Valencia. Tegels bevinden zich voornamelijk op de tweede verdieping, waar informatie over de productieprocessen wordt aangeboden, en zaal-na-zaal een tocht door de keramiekgeschiedenis van prehistorie tot de eenentwintigste eeuw gemaakt kan worden. Keramiek en tegels uit de vroege Spaans-Moorse periode, gevolgd door de christelijke mudéjartijd, middeleeuwen, renaissancetijd, en de bloeiperiode van de Valenciaanse productie in de achttiende eeuw. Een gereconstrueerde betegelde keuken met een bont palet aan tableaus is daarvan een overtuigend voorbeeld. Ook een complete in blauw op wit tinglazuur uitgevoerde vloer van vele vierkante meters oogt fantastisch. “En daar hebben we er nog een heleboel van in het depot liggen”, vertelde Jaume. “In Valencia waren immers tot in de negentiende eeuw alle vloeren betegeld”. Maar het hart van deze verslaggever klopte toch het meest bij de vitrines vol vroege blauwe gótico-tegels met familie- en andere wapens, gildetekens, memento mori-afbeeldingen, arabesken en geometrische motieven. Of bij het plafond met tientallen verschillende “socarrats”. Dit zijn langwerpige, zeer vroege (dertiende-veertiende eeuwse) tegels die met hun eenvoudig beschilderde decoratie naar beneden, tussen de balkjes werden gelegd. Over de gótico-tegels vernamen we trouwens nog dat het museum proeven heeft laten doen naar de samenstelling van het kobaltblauw, om daarmee de leeftijd van deze tegels te kunnen verifiëren.
Dag 3: In de bus naar Onda (12 mei)
De door Mark bestelde touringcar stond keurig op tijd voor het hotel te wachten. De logistieke planning klopte, en dat zou alle volgende dagen ook zo blijven! Eerst werden we afgezet aan de rand van het centrum bij Casa Museo Benlliure. Maar dat moest even wachten toen het oog van ons gezelschap viel op een gigantische, uit tegels bestaande wandreclame op een muur aan de straat. En laat het nou ook een Philips-reclame wezen… Dat was fotograferen geblazen. Het huis van de familie Benlliure biedt ook voor de minder in tegels geïnteresseerde bezoeker genoeg te beleven. Vader José Benlliure y Gil (1855-1937) en zoon José Benlliure Ortiz (1884-1916) waren beiden schilder, de vader meer oriëntalistisch van stijl, de zoon, bijgenaamd Peppino, impressionistischer. In het woonhuis met zijn negentiende-eeuwse interieur is de tijd stil blijven staan. En ook zijn er tegels. Maar veel meer tegels vinden we buiten, op de muren langs de verstilde binnentuin. Haast alsof ze wat uitgestrooid zijn. Ingemetseld, soms ook op een bankje of in een voetpad. Losse tegels, tableaus, charmante fragmenten van tableaus. Het meeste komt uit de tijd van de verzamelaars, zelf. Maar er zitten ook achttiende-eeuwse tegels bij, en zelfs wat vroegere enkelingen. Een tuin om in te mediteren, en een enkeling onder ons deed dat daadwerkelijk. Verrassend was ook het intacte schildersatelier achter in de tuin. De ezel, de tabouretstoel voor het model, en alle materialen stonden er nog alsof het gisteren was. En dwalend door dit gebouwtje kwam je overal de kleine collecties van deze verzamelaarsdynastie tegen: boeken, meubelen, arabica, Romeinse fragmenten, aardewerk, en zelfs, in een hoek van een oud vitrinekastje, nog een paar intrigerende zeer vroege zeshoekige tegels. Zoals vaker op deze reis leidde dat tot veel discussie en giswerk. Maar voor we er uit waren wachtte de bus alweer…
De chauffeur bracht ons vervolgens naar het Castell d’ Alaquàs uit de zestiende eeuw. Een Valenciaans kasteel dat grotendeels vervallen was, maar nu functioneel gerestaureerd door de overheid. We troffen er, naast lambriseringen van arista-tegels, vloeren aan van roodbakkende gemengd met blauw-witte gótico-tegels uit Manises. Naast de vertrouwde memento mori-motieven van zon en maan, rozetten en gestileerd blad, herkenden sommigen ook de tegels met torentjes en adelaars: de wapens van de families Torres en Aguilar. Dit was het familiekasteel, en het lijkt er op dat in de periode van verval veel van deze tegels gesloopt, verkocht en in verzamelingen terecht gekomen zijn.
Museum tussen moderne industrie
Verder ging de reis: een lange rit naar Onda, zo’n 70 kilometer boven Valencia. Doel: het tegelmuseum Fundacion Museu del Taulell Manolo Safont (taulell= tegel, M. Safont richtte het museum in 1968 op). Onda is hèt centrum van de moderne Spaanse tegelproductie, 92% van de Spaanse tegels komt tegenwoordig uit deze stad. We reden zeker een half uur lang tussen alleen maar enorme fabriekshallen en opslagterreinen. De klei die dit gebied geschikt maakt voor drie eeuwen continue productie komt uit de bergen en heuvels in de buurt. Het museum, dat 80.000 objectnummers telt, ligt midden tussen deze onafzienbare bedrijfsterreinen. De reisleider had ook een lunch gereserveerd in een balzaal van een restaurant waar dagelijks massaal gegeten wordt door de werkende klandizie van deze omgeving. Zo maakten we kennis met de industriële lunchcultuur: grote borden voedzaam eten van een prettig landelijk karakter. Ruim besprenkeld met rood, wit en water. Het begon te wennen, die lunches om een uur of twee met daarna nog een flink stuk programma voor de boeg.
In het museum werden we hartelijk ontvangen door de directeur en twee medewerkers. We troffen een helder opgezet, modern museum aan met een duidelijke verhaallijn , waar centraal uiteraard de bontgekleurde Valenciaanse tegel staat. Evenals elders wordt ook hier gewezen op de komst van de Italiaanse plateelschilder Francisco Niculoso Pisano, die leefde van ongeveer 1470-1529, naar het Zuid-Spaanse Sevilla. Hij bracht de kleuren van de renaissance naar het Iberisch schiereiland. In de achttiende eeuw werden die kleuren in alle uitbundigheid zichtbaar op de tegels van Valencia, waar de tot welvaart komende bourgeoisie niet ophield tegels te bestellen voor het bekleden van keukens, vloeren, wanden, balkons en trappen. De maat van de tegels ging in die periode naar 20 x 20 cm. Ook veel religieuze voorstellingen werden er geproduceerd, vanwege de sterke volksdevotie en de ongeletterdheid van het grootste deel van de bevolking. In de pre-industriële periode werden de decoraties simpeler, en in de negentiende eeuw ging men op grote schaal werken met sjablonen.
In de grote, lichte museumhal worden al deze ontwikkelingsfasen en toepassingen van de Valenciaanse tegels overzichtelijk in volgorde gezet. Zo zagen we opmerkelijke grafplaten, reclametableaus, en boeiende pogingen om aan te sluiten bij de art nouveau, die hier modernismo valenciano genoemd wordt. Ook zijn er aparte vitrines voor wat buitenlandse collecties. Daaronder een heel aardige met Engelse tegels, geschonken door onze vriend Hans van Lemmen, die in dit museum op handen gedragen wordt. Er is ook een kleinere tafel met een niet erg representatieve Nederlandse collectie. Onda zou wel een Nederlandse mecenas kunnen gebruiken!
Achter in deze grote hal is er een speciale presentatie van de modernste technieken waarmee de omringende bedrijven, waarvan er overigens vele in buitenlandse (bijvoorbeeld Arabische) handen zijn, nu produceren. In Onda en omgeving zijn vandaag de dag maar liefst 250 bedrijven werkzaam. In 1920 waren dat er dertig. Op de benedenverdieping wordt een indringend beeld gegeven van hoe het er in de tegelfabrieken van de afgelopen anderhalve eeuw toe ging.
Tijdens het bezoek kwam ook de wethouder van Cultuur ons begroeten. Uiteraard wenste zij door de meegekomen fotograaf met een delegatie van de groep geportretteerd te worden. En bij het afscheid kreeg elke deelnemer van de directeur persoonlijk een tas met boeken en documentatie overhandigd. Evenals met het museum in Valencia is ook hier voor het Nederlands Tegelmuseum een mooie relatie ontstaan.
Dag 4: Manises (13 mei)
In een half uur bracht de bus ons naar het fameuze stadje Manises, feitelijk opgeslokt door de agglomeratie Valencia. Manises roept bij keramiek- en tegelliefhebbers onmiddellijk associaties op met het beroemde Spaans-Moorse lusterglazuur dat schotels en tegels de rijke glans van edelmetaal geeft. Deze traditie is dan ook door de UNESCO tot werelderfgoed uitgeroepen. Met een jaarlijks feest, waar soms meer dan honderd keramisten aan bijdragen, wordt gevierd dat men hier al sinds de veertiende eeuw aardewerk produceert.
Ons bezoek aan de stad begint bij het toerismebureau. Niet alleen omdat dit huist in een voormalige tegelfabriek die aan de buitenwanden uitbundig van blauw-witte barokke keramische decoraties is voorzien , rococo die later een succesvol product van Manises wordt, maar we kwamen ook voor een tentoonstelling van oude fotocamera’s, naast een expositie van foto’s door José García Planells. Deze fotograaf bezocht midden twintigste eeuw de tegelfabrieken die toen nog werkten, fotografeerde de werkprocessen en de mensen, en maakte bovendien vanaf de jaren ’70 van de twintigste eeuw kleurenfoto’s van de eindproducten. Voor onderzoekers een heel interessante bron, betoogde medereiziger Mario Baeck.
Eenmaal buiten stond gids Lucrezia ons op te wachten voor een korte wandeling door Manises. Een interessant fenomeen zijn de portaallijsten rondom de voordeuren van de huizen (in het Spaans: de “jambas”), die op veel plaatsen helemaal met tegels verfraaid zijn, in allerlei stijlen.
We bezoeken de Johannes de Doperkerk (San Juan Bautista), gebouwd in de achttiende eeuw, met een latere buitenkoepel van driemaal gebrand goudluster, gemaakt in het Perzië van de negentiende eeuw. Rond het altaar treffen we zeer opvallende, glanzende zwart-witte tegelplaten met zeer fijn geschilderde afbeeldingen naar Doré, El Greco en anderen. Ze zijn eind negentiende eeuw gemaakt in de zg. “barbotine”-techniek. Verder valt in deze kerk een reusachtig tegelpaneel op met een afbeelding van het Laatste Avondmaal, geschilderd door Arturo al Mar.
Nog een museum
De gids zette ons af bij het Museu de Ceràmica de Manises. Het museum is in verbouwing, maar er blijft genoeg te zien. Het museum toont stukken vanaf de veertiende eeuw, vrijwel alles in Manises gemaakt. Het werken met luster is door de geschiedenis heen een rode draad gebleven, wordt ons verteld. De historische collectie is fenomenaal. Een grote variëteit aan gótico-tegels, ook in een gereconstrueerde vloer. Prachtige, zeer vroege socarrats met alleen Arabische godsdienstige teksten er op. Een zeer fraai tegelveldje met bonte vogels, uitbundig Valenciaans, het hield niet op. Daarnaast heeft het museum een presentatie over de milieu-impact van de keramische bedrijfstak (“we leefden onder rookwolken en donkere lucht”). En tenslotte is het betrokken bij de keramiekbiënnales die de stad organiseert. De tijd is te kort om het allemaal op te nemen. We moeten door…
Naar de tegelfabriek van José Gimeno Martínez. Een pottenbakker demonstreert ons het maakproces van een middeleeuwse schotel, die later gedurende acht tot tien uur op duizend graden zijn eerste brand zou krijgen. In dit bedrijf kunnen ze alles kopiëren, zegt men. Het bewijs zien we even later als we in een opslagruimte Nederlandse zeventiende-eeuwse tegels op stapeltjes zien liggen, die bedrieglijk perfect zijn geïmiteerd. Toch is het mooi dat zo’n klein familiebedrijf al een paar generaties overleeft. In de toonkamer en verkoopafdeling zagen we met eigen ogen de honderden verschillende hoogwaardige producten die hier door een paar mensen worden gemaakt. Het is ze zeer gegund. En passant leerden we in dit bedrijf ook nog een nieuw Spaans tegelwoord: contrahuelles de escalera! Het zijn de rechthoekige tegels waarmee de voorkanten van traptreden worden bekleed. Vaak hebben die goed uitgewerkte voorstellingen.
Ook hier in Manises was de lunch om twee uur weer een belevenis. We hoefden maar een paar minuten te lopen naar het gebouw van een oud aardewerkfabriekje, dat smaakvol is omgebouwd tot een smetteloos restaurantje. We aten er onder andere de huisspecialiteit: patatas bravas. Niet verkeerd…
Terug in Valencia splitst de groep zich. Wie wilde, kon zelf op pad gaan, naar park, strand, hotel of winkelstraat. Wie interesse had , kon onder de vleugels van Mark een aantal in tegels handelende antiquairs bezoeken. Een tiental deelnemers had daar wel zin in. En ofschoon het aanbod niet bijster groot was, werden er toch een paar aankoopjes gedaan.
Dag 5: nog meer Valencia (14 mei)
De door Mark voor vandaag gecontracteerde gids Fleur kon door overmacht haar taak niet vervullen. Onze reisleider Mark zal nu zelf de geplande stadswandeling langs een aantal bijzondere objecten leiden. We startten gemotoriseerd: om 09.30 vertrokken we in een stoet van taxi’s naar het eerste doel: bezichtiging van het art nouveau-monument Estació del Nord. Dit prachtige gebouw, dat best een “Gesamtkunstwerk” genoemd mag worden, werd gerealiseerd tussen 1906 en 1917. Naast de hoofdingang aan het grote plein buiten bewonderden we twee fraaie glasmozaïeken van de Franse broers Mauméjean. Binnen, in de rechtervleugel van de hal, een tableau in tube-lining van het atelier Valencia Industrial; en rondom de grote klok een tableau met afbeelding van het waterlandschap van de Albufera van Valencia. De grote wanden in de hal zijn afgewerkt met mozaïek van monochrome scherven, zoals ook te zien in het beroemde muziekgebouw Güell. De hier zichtbaar gebruikte techniek om grote oppervlaktes mozaïek in delen in het atelier te maken en ze daarna pas op de definitieve plek aan te brengen, werd eind negentiende eeuw ontwikkeld door Giandomenico Facchini (1826-1903; met dank aan Mario Baeck die dit bleek te weten). De grote stationshal met zijn prachtige centrale lantaarn, de symmetrische rij loketten, in licht hout uitgevoerd, het in mozaïek gezette tekstbordje met “goede reis” in een veelvoud van talen tussen die loketten in: het is allemaal van een rustige schoonheid in vanzelfsprekende samenhang. Een wereldmonument.
Honden van de Heer
Vanuit het station lopen we naar de parochiekerk El Pilar. Deze in barokke stijl uitgevoerde kerk dankt zijn naam inderdaad aan een mystieke pilaar die in een klein kamertje achter het hoofdaltaar gezien kan worden. De in de kerk dienstdoende priester lukte het niet helemaal om ons het verhaal erachter op te helderen. Maar de meeste vragen over rooms-katholieke tradities en symboliek wist hij geduldig te beantwoorden. Niet in het laatst omdat hij een groot fan bleek van de Nederlandse voetballer Arjen Robben. Hij bevestigde ook dat het bijzondere tegeltableau links in de ingang van de kerk te maken had met de kloosterorde van de Dominicanen. Op het tableau zien we een wereldbol met daarop een kruis geplant en een rozenkrans er omheen, het geheel bewaakt door twee Honden van de Heer: Domini Canus.
De volgende wandeletappe eindigde bij het Zijdemuseum in het gebouw van de Zijdebeurs: La Lonja de la Seda. We zagen hier hoe op een groot getouw zijde geweven wordt, terwijl in dezelfde ruimte zijderupsen knagen aan een blaadje en de demonstratrice van dienst een cocon uittrekt en spint. Het eeuwenoude gebouw waarin dit alles plaatsvindt, heeft zware restauraties ondergaan, en is nu UNESCO-werelderfgoed. We vonden er een schitterende veelkleurige majolicavloer van zo’n 400 m2, gemaakt in Manises. Centraal in het immense vloertableau staat de afbeelding van de Faam, op de vier hoeken dames in koetsen die de werelddelen representeren, met de bijbehorende dieren zoals een olifant, een leeuw, een wit paard en een stel varanen. De zijdehandel was de kurk waarop Valencia in de gouden, vijftiende, eeuw dreef. De briljante stadsarchitect Pere Comte bouwde La Lonja de la Seda, de Zijdebeurs, die ook een (rechtsprekend) handelshof huisvestte: El Consolat del Mar. Dit ging uit van de wet van de vrije zee.
We hadden in enkele uren weer veel gezien, en hadden hier en daar nog wel langer willen vertoeven, misschien. Maar ook vandaag moest er weer geluncht worden. Doe zoals de Spanjaarden doen, we legden ons er graag bij neer. De organisatie had het gerenommeerde restaurant Masía del Vino tegenover het Zijdemuseum weten vast te leggen voor de groep. Ook dit werd weer een royale tafel in een authentieke omgeving.
Balansiya
Een verrassing was het programmapunt na de lunch: een bezoek aan Balansiya. Dit oude woord voor Valencia duidt op de overdekte opgegraven fundamenten van de Romeinse, de Westgotische en de middeleeuwse stad.
L’Almoina Centro Arqueológico: achter glas stap je via een paar trapjes meer dan tweeduizend jaar geschiedenis in.
Het zijn steenresten, maar de ordening van menselijk handelen die je er in ziet, brengt geschiedenis even heel dichtbij. De indrukken konden daarna ingevuld worden met de aanpalende archeologische tentoonstelling. Vazen, schalen en andere objecten uit verschillende plaatsen in Spanje en Europa zijn hier gevonden, gerestaureerd en opgesteld om er met verbazing naar te kijken.
Dag 6: zondag in de provincie (15 mei)
Onze laatste excursiedag. De bus stond weer voor. We vertrokken vroeg, in zuidelijke richting voor een flinke rit naar Gandia. In deze deftige mediterrane stad bezochten we het Palau Ducal (hertogelijk paleis). In de bus hield Johan Kamermans een korte inleiding. Het paleis is in de veertiende eeuw gebouwd, toen dit deel van Spanje onder het huis Aragon viel. Het kwam in 1495 in bezit van de familie Borgia, die twee pausen voortbracht: Alexander VI en Calixtus. De Borgia’s waren geslepen diplomaten, gedreven door zucht naar rijkdom en macht. Gif en moord was hen niet te min. De eerste Borgiapaus had een vrouw, vriendinnen en kinderen. Lucrezia, de onechte dochter van Alexander VI, was een bekend instrument van huwelijkspolitiek.
In deze dynastie werd in 1510 Franciscus Borgia geboren, achterkleinzoon van Alexander VI. Hij schopte het tot onderkoning van Aragon en werd later generaal-overste van de Jezuïeten. Op zijn 36e jaar namelijk stierf zijn vrouw en besloot hij “zijn leven aan God te wijden”. Het is deze Borgia, die in 1671 ook nog eens heilig werd verklaard, aan wie de meeste verhalen in het kasteel zijn gewijd. Zo is er het kleine kamertje met alleen het bed en een stoel waarin hij zich terugtrok om eenvoudig te leven nadat hij zijn grote besluit had genomen.
In de Grote Zaal, met rondom lambriseringen met oude en aanzienlijk jongere cuenca-tegels, hangen ook tapijten uit Mechelen. Één daarvan beeldt Francisco Borgia af bij het sterfbed van Isabella van Portugal, met wie hij bevriend was. Volgens de gids die we er over door vroegen kwamen alle tegels in het paleis uit Manises, maar hij dacht ook te weten dat het voornamelijk reproducties waren. Van twee interessante types gótico-stijltegels zijn op een wand twee blokken ingemetseld die hoogst waarschijnlijk in een oorspronkelijke oude vloer hebben gezeten: zestien tegels met een blauwe kroon, en zestien met een voorstelling van wat mogelijk zonnestralen of lekkende vlammen moet voorstellen. Deze zijn mangaankleurig op een witte ondergrond. Elders in het paleis eindigt een rijk gedecoreerde gang in een soort serre met een vloer van veelkleurige tegels. In het midden zagen we een grote zon, waaromheen vogels, andere dieren en florale motieven. Bijzonder is dat door de, vanuit het middelpunt naar buiten steeds wijder wordende banen, waar dan weer haaks de concentrische cirkels doorheen lopen, heel andere tegelformaten ontstaan. Interessant zijn in de gang ook de kleine uitstulpende buitenbalkonnetjes waar fraai gekleurde tableaus met bloemenmanden op zijn gelegd.
Na dit bezoek hadden we gelegenheid om op een van de langzaam in beweging komende terrassen een kop koffie te bemachtigen. Vervolgens zette de bus koers naar het natte natuurgebied L’Albufera (= lagune), waar we uitstapten in het dorpje El Palmar voor de lunch met paella, hét gerecht dat in deze regio ontstaan zou zijn. Maar de reisleider had nog een verrassing in petto: El Palmar is een soort Spaans Giethoorn, gelegen aan een smal kanaal vanwaar de grote achterliggende plassen waar ook de rijstvelden hun water van krijgen, bevaren kunnen worden. Mark had een schipper gehuurd met een grote open schuit waar met enige goede wil dertig noorderlingen in gepast konden worden. En zo voeren we anderhalf uur op een zonnige zondagochtend, sommigen met geïmproviseerde zonwering op hun hoofd, over een zoetwaterlagune aan de mediterrane kust. Het was een mooie afsluiting, die nog mooier werd toen er, gezeten aan een lange tafel bij het kanaal, steeds door twee mannen platte pannen van minstens een meter doorsnee werden aangedragen met dampende traditionele paella. Om ons heen zagen we dat dit een geliefkoosd zondagsritueel is voor veel Valenciaanse families uit de buurt.
Diezelfde avond nuttigden we in een restaurant naast ons hotel nog een klein hapje, hieven samen het glas op deze mooie tocht en huldigden we Mark van Veen om zijn perfecte organisatie en flexibele leiderschap.
Dag 7: exit
Deze maandagochtend had iedereen gelegenheid om naar eigen wens de uren voor vertrek naar het vliegveld bij Manises zelf in te vullen. Er werden nog bewonderende wandelingen gemaakt door en langs de architectuur van het Calatrava-park, boeken gekocht in de stad of gewinkeld in het nabije koopcentrum. Enkelingen knoopten er nog een paar dagen of meer Spanje aan vast, maar uiteindelijk zijn we allemaal veilig thuis gearriveerd.
Lejo Schenk
Met dank aan Johan Kamermans voor de foto’s, Francine Stoffels voor de correcties en Gerda Brust voor de redactie
Van 16 tot 24 mei heeft een groep Vrienden van het Tegelmuseum een bezoek gebracht aan het noorden en oosten van Duitsland en het zuidwesten van Polen. Onderweg zijn divers plekken bezocht met nederlandse en duitse tegels. een uitgebreid verslag volgt.
Erstes Deutsches Fliesenmuseum
Tegeltableau "Fürstenzug" Dresden
Tegels uit Erfurt, Schloss Dornburg
Verslag voorjaarsexcursie 2017 naar Polen: een onontgonnen tegelland
Zeventien Vrienden hadden ingetekend op de door bestuurslid Frans Klein georganiseerde reis naar Polen, van 15 tot en met 20 mei 2017. Om 11.40 uur kwamen we maandag de 15e per KLM in Warschau aan.Daar stond onze erudiete Poolse gids Thomas met een busje en chauffeur ons op te wachten.
Na het inkwartieren in hotel Desilva Wilanow trokken we naar het historische centrum van Warschau om door een lokale gids rondgeleid te worden. We bezochten de Sint Annakapel, nu onderdeel van de Universiteit, waar in de sacristieruimte (met prachtig ingelegd meubilair) onder het raam een betegelde lambrisering te zien viel van mooie Amsterdamse bijbeltegels met anjerhoeken, gemengd met landschapjes en, volgens Peter Sprangers, ook Utrechtse tegels. Een dienstdoende non meende te weten dat deze tegels uit een kasteel verderop afkomstig zijn, en door elkaar hier gezet zijn bij de wederopbouw in de naoorlogse jaren.
Op het grote plein in hartje stad zochten we vervolgens de zonovergoten terrassen op voor een lunch, waarna groepsgewijs op eigen gelegenheid de stad verkend werd. In het hotel wachtte ons na het diner een inleiding van Peter Sprangers (ondersteund door beelden en informatie van Jan Pluis en prof. Piotr Oczko, die samen een boek over het later nog te bezoeken Wilanow-paleis schreven, en ondertussen hard doorwerken aan het verzamelen van steeds meer informatie). Peter besprak een selectie van locaties in Polen waar Nederlandse tegels zijn te vinden, en maakte ons bewust dat er nog heel veel onderzoek nodig is om uit te vinden waar die waarschijnlijk miljoenen Nederlandse tegels die in de Oostzeevaart naar Polen zijn geëxporteerd, geproduceerd werden. Wat is Amsterdams, wat is Utrechts, wat komt uit Harlingen? En zijn er sponsen over en weer gebruikt die de zaken nog ingewikkelder maken?
Dinsdag 16 mei
Per bus ging het deze dag naar het dichtbij gelegen Wilanow-paleis, gebouwd door architect Locci Augusto. Nu een museum vol mooie kunst en stijlkamers, eind zeventiende eeuw een barokke residentie die de latere Poolse koning Jan Sobieski schonk aan zijn geliefde Italiaanse vrouw. Onze groep was natuurlijk vooral geïnteresseerd in het zg. Faience Kabinet.
Een zaaltje met fraaie Nederlandse tegels en tegeltableaus (Jan van Oort, Amsterdam, rond 1690), in Polen opgehoogd met goudverf om ze beter aan te laten sluiten bij de decoraties in het paleis. Een schitterend geheel, al konden de suppoosten hun ogen niet geloven dat die Nederlandse bezoekers (…) over de vloer kronkelden om alles gefotografeerd te krijgen. Overigens zaten er onder langs de wanden opnieuw rijen zeer wonderlijk gemengde tegels, inclusief lokale replica’s.
Volgend hoogtepunt was, na de lunch, een bezoek aan het prachtige Lazienki park en museum, het oudste park van Warschau, met klassieke tuin. Het barokke paleismuseum, gebouwd door de Nederlandse architect Tielman van Gameren, staat als het ware in het water, door vijvers met gondels omgeven. In de Bacchuszaal, met een mooi schoorsteenstuk van Jordaens treffen we zeventiende eeuwse Nederlandse tegels aan. Ook enkele badkamers zijn betegeld, maar ook met in de jaren’50 gemaakte Poolse kopieën, volgens de rondleider.
Deze avond werden we ook weer bijgeschoold, nu door Frans Klein die een inleiding op de geschiedenis van Polen had voorbereid. Een geschiedenis die getekend wordt door conflicten en oorlogen, met als rode draad steeds het verlangen om een eigen natie met een eigen identiteit, en een goede vorst te behouden. Hoogtepunt is wel de periode van midden 16e tot midden 17e eeuw, die wel de Poolse renaissance wordt genoemd. Onder koning Sigismund II bloeiden toen kunst en cultuur. Na deze zeer uitvoerige chronologie, eindigend met het bezoek van een groep Nederlandse tegelvrienden, nam conservator Johan Kamermans het stokje over. Hij bereidde ons inhoudelijk voor op de bezoeken aan het slot Mariënburg (Malbork) en een aantal andere locaties in Gdansk. Tot slot had ondergetekende nog wat gegevens opgediept over de intensiteit van de Nederlandse (vooral Amsterdamse) handel (graan!) met de Oostzeehavens, in de periode voorafgaand aan de Nederlandse Gouden Eeuw.
Woensdag 17 mei.
Vroeg vertrokken we voor de lange busreis van ongeveer 5 uur naar Gdansk, met een tweetal stops. De eerste in het fraaie stadje Pultusk, waar we in de oorspronkelijk 15e eeuwse kerk welkom werden geheten door de pastoor. Hij gunde ons het privilege de St. Franciscuskapel te bewonderen, voorzien van 2580 Nederlandse tegels.
Vrijwel allemaal blauw, op enkele bijzondere paarse bijbeltegels na, en met algemeen voorkomende voorstellingen van landschapjes met gekruiste hekjes, duiventillen, maar ook bloemenmandjes. Mogelijk van Amsterdamse origine, maar zoals vaker deze week werden er ruimhartig andere opties open gelaten. De tegels blijken afkomstig uit het nabijgelegen kasteel, ooit bisschoppelijk paleis, en zijn waarschijnlijk in de 19de eeuw verzet naar de kerk. Snel observeerden we hierna nog even wandelend het authentieke stadje. Thomas en de bus brachten ons na weer anderhalf uur voor de lunch bij een restaurant dat gevestigd bleek in een oude steenfabriek.We kregen in deze romantische omgeving een echt Poolse lunch opgediend: Varkensvlees, rode bietjes, tomatensoep met vermicelli, en gebak na. Smakelijk en zeer verzorgd.
Daarna 3 uur verder naar slot Marienburg (Malbork Castle) voor de Nederlandse tegels aldaar. Marienburg zou het grootste gotische kasteel ter wereld zijn. Het werd in 1276 gesticht door de Duitse Teutoonse ridders die een grote rol speelden in de Poolse staatsgeschiedenis. Het werd in de 18de eeuw vrijwel gesloopt, gerenoveerd in 1802 en weer verwoest in 1945. De indrukwekkende reconstructie van nu is UNESCO-erfgoed. Na de uitbundige rondleiding met verhalen over de militaire onoverwinnelijkheid van de Teutoonse ridders, kwamen we op de bovenetage bij een marmeren wasbak, omgeven door Nederlandse tegels.
Het rood marmeren bassin diende om handen te wassen voor het binnengaan van de zaal waar vieringen plaatsvonden. De tegels: Bijbelse voorstellingen, vrij algemeen. Dubbele cirkeltegels, kinderspelen, herders. Hoekvullingen met bijtjes en ossenkoppen. Ook: door sommigen als Rotterdams benoemde kwartrozetten. Waar kwamen ze vandaan, deze tegels? Amsterdam, Harlingen, Rotterdam? Er werd tot in Gdansk over door gefilosofeerd. En we sliepen gerieflijk in Hotel Dom Muzyka, het fraai gerestylede voormalig conservatorium.
Donderdag 18 mei.
’s Ochtends een wandeling door het prachtige oude centrum van Gdansk. Danzig, de latere vrijstaat onder Napoleon, was in de zeventiende eeuw de grootste stad van Polen en van het hele Baltische gebied. In de 17de eeuw deden jaarlijks wel 2000 schepen uit Amsterdam deze stad aan! Alles wat Polen binnenkwam moest via Danzig, en ging over de rivieren verder het land in. Grappig was dat we in het historische zogenaamde Holland House, nu een restaurant, werden gewezen op een gloednieuw, vakkundig geschilderd tegeltableau van Hugo Kaag. Als werkplaats lazen we Koch-Workum. Toen onze gids, een afgestudeerd jurist, onze interesse voor tegels en de Hanzehandel doorkreeg, kwam hij tot onze verrassing met het verhaal dat hij in de juridische archieven ooit een zaak was tegengekomen , die diende bij het juridisch hof van de Hanze in Lubeck, tussen de stad Gdansk en Haarlem of Amsterdam. Dat zou gaan over het recht om tegels te mogen kopieren. Enfin, er werden meteen adressen uitgewisseld.
Naast het raadhuis van de “Hoofd Stad” aan de Lange Markt bezochten we het raadhuis van de “Oude Stad” (Ratusz Starego Miasta), gebouwd in 1595 door Anthonis van Obbergen. Daar zijn wanden met waarschijnlijk Friese tegels, in kleine dubbele cirkels. Daarvan vele in Polen gemaakt voor restauratie. Verder landschappen en herdertegels, die Utrechts aandoen. Zeker 800 tegels, ruw geschat, met twee diagonale spijkergaatjes.
Hoogtepunt van de tour was toch het bezoek aan het Artus Court (Museum Junkerhof) een renaissancistisch gebouw dat diende als ontmoetingsplaats voor handelaren en magistraten. Middelpunt is daar de gigantische, bijna 11 meter hoge tegelkachel uit 1546. Er zitten meer dan 500 individueel geschilderde tegels, veelal met portretten. Karel V, Isabella van Spanje, de keurvorst van Saxen, ze zijn er allemaal.
Een symbool van religieuze tolerantie. Maar ook monniken en nonnen staan er op die drinken en feesten. Een Lutherse protestkachel is het dus ook. Maker van dit prachtstuk is de Meistertopfer Georg Stelzener. Elders in het gebouw stuiten we nog op blauwe tegels in paarse achthoeken (Harlingen, Amsterdam 1740?,wie weet het).
Als toetje mogen we nog even het Archeologisch Instituut in. Daar bezichtigen we een wand met tegels van de Poolse keramiste Anna Maria Strzelczyk. De individuele tegels, waarschijnlijk gekochte, geperste exemplaren van 15 x 15 cm zijn op het glazuur beschilderd met motieven ontleend aan Hollandse tegels. Ze omgeven twee kleine, op dezelfde gemaakte scheepstableautjes.
Na deze groepsexcursie waaieren we individueel uit over de stad. Schrijver dezes bezocht met een groepje het in een voormalig franciscaans klooster gevestigde Muzeum Narodowe (onderdeel van het Nationaal Museum) waar we het unieke geluk beleefden om het wereldberoemde, prachtige drieluik over het Laatste Oordeel van Hans Memling ongestoord te kunnen bewonderen. Daarna brachten we geruime tijd door in de Faience zaal, waar ondermeer bloemstuktableaus van Jan van Oort te zien waren. Plus Delftse faience. Maar ook vele andere tegels en maiolica uit Europese landen. En niet te vergeten de imposante eigen productie van Gdansk, waarbij opnieuw de prachtige en soms reusachtige kacheltegels de show stelen.
Vrijdag 19 mei
Per bus terug van Gdansk naar Warschau. Onderweg vertelt gids Thomas op indringende en ook persoonlijke wijze over het gevecht van zijn land Polen om een modern Europees land te worden. De inrichting van een nieuw onderwijssysteem, een woningbeleid, het regelen van pensioenen en de gezondheidszorg, het inrichten van de staat zelf: het raakt diep aan individuele levens en is nog steeds niet af. Maar Thomas vindt het wel fascinerend om mee te maken. “Het voelt als een sprong van 100 jaar in de geschiedenis”,zegt hij. “ Dertig jaar geleden waren we maar 25 jaar verder in ontwikkeling als Afrika. Nu zijn dat er 100”…
De tweede tussenstop is een nieuw hoogtepunt: het Nieborow paleis. Ook dit is gebouwd door Tielman van Gameren, die in het Warschau van de tweede helft 17de een gevierd architect werd. In het entreegebouw komen we meteen een goed gemaakte tegelkachel van lokale makelij tegen, de tegels beschilderd met op Utrecht geïnspireerde herdertegels. Even verderop in de hal is de binnenboog van een schouw bekleed met zowel originele als gekopieerde herderscenes. Hetzelfde in de toiletten. Verder mogen we nog niet kijken, want er staat een lunch klaar. En wat voor een! In de zaal is een gigantische ovalen tafel gedekt waar we allen ruim kunnen aanzitten. Er is prachtig gedekt, met verse bloemdecoraties, midden op de tafel die een meter of drie breed is. Met de smaakvolle, maar niet overdreven lunch voelen we ons als aan een staatsdiner. Daarna gaan we het gebouw verder door. Piece de resistance is het enorme trappenhuis, dat van plint tot over het gehele plafond doorbetegeld is met 8 a 10.000 Nederlandse tegels.
Een haast duizelig makend gezicht. Met het aanbrengen ervan is in 1766 begonnen. Aangenomen werd steeds dat de tegels uit Harlingen kwamen. Maar ook hier komt het gezelschap er niet uit. Zijn de wanden Utrechts en is het plafond Amsterdams? Of gemaakt in Harlingen met sponsen uit Amsterdam en Utrecht? Er is nog veel onderzoekswerk te doen…
Op de verdere tocht door het gebouw zien we een bedwelmend mooie groene tegelkachel, in Polen geproduceerd, die we ook al in het museum in Gdansk aantroffen.Even fraai oogt een paarse kachel met fabels van Lafontaine, die in 1982 (!) gemaakt bleek. Bij het paleis hoort ook een majolicafabriekje. Het gebouwtje bevat een kleine representatie van producten die sinds de oprichting in 1881 zijn gemaakt. Recent is er niet meer geproduceerd, maar er schijnt gewerkt te worden aan een doorstart. Na een wandeling door het in Franse stijl aangelegde park met een mooie bomencollectie vertrekken we voor onze laatste hotelnacht in Polen. Het blijkt een hotel van het gedroomde nieuwe Polen: glas, marmer en staal in het uiterst comfortabele bussinesshotel Sobieski by Radisson.
Zaterdag 20 mei
Deze laatste ochtend kon naar eigen wensen worden doorgebracht. Diverse mensen bezoeken musea, boekwinkels, antiquairs, of leveranciers van houtsnijwerk en subtiele wodkasoorten. Maar menig reiziger wordt toch ook weer met de zonnebril op de neus op een van Warschaus terrassen aangetroffen.
Op de luchthaven nemen we met warme woorden en een attentie namens de groep afscheid van gids en chauffeur. Om 19.15 uur landen we in Amsterdam, buitengewoon tevreden over een zeer verrassende tegelreis. Organisator Frans Klein krijgt lof, complimenten en onder welgemeend applaus een Poolse trofee overhandigd namens de hele groep.
Lejo Schenk
Tegelreis naar Engeland: een imponerende kennismaking met musea, collecties en locaties.
26 Vrienden vertrokken op donderdag 10 mei per bus vanaf drie plaatsen in Nederland naar Europoort, van waar de nachtferry van P&O ons naar Hull bracht. Van hier uit begon een door Mark van Veen perfect georganiseerde reis vol gedenkwaardige hoogtepunten.
VAN LEMMEN
Om half acht in de ochtend reed de meegereisde bus ons naar Hornsea, om daar het welhaast krankzinnig uitbundig betegelde Farrago House te zien. Josie Adams, beheerder en bewoonster leidde ons rond. Bij de ontvangst verscheen zowaar als mystery guest onze vriend, en groot kenner van de Engelse keramiek- en tegelproduktie, Hans van Lemmen. Hans was zo vriendelijk het bezoek mee te organiseren en mogelijk te maken. Ook deed hij onderzoek naar dit van binnen en buiten betegelde huis, gebouwd in 1909-10 door architect en verzamelaar David Reynard Robinson. Spaanse tegels, Engelse geperste en encaustic (ingelegde) tegels uit de Victoriaanse en Arts & Craft periode, mozaïekvelden van gebroken tegelfragmenten, maar ook complete velden van door Van Hulst in Harlingen voor de Engelse markt geproduceerde tegels doen de bezoeker haast duizelen.
Het zijn deze rond 1900 handgemaakte Nederlandse tegels, die Robinson wilde profileren als alternatief voor de perfecte, machinaal vervaardigde Engelse “dust–pressed” tegels, die de wereld van die tijd aan het veroveren waren.
De middag van 11 mei brachten we door in wat Europa’s grootste antiekcentrum genoemd wordt, Caenby Corner Estate in Hemswell. Ofschoon er op het gigantische terrein heel veel interessants te zien was, werden er relatief weinig tegels waargenomen. Niettemin lukte het een van onze reizigers om een paar mooie Boumeester-tegels te scoren.
STOKE ON TRENT
Van Hemswell ging het naar onze eerste overnachtingsplaats Nottingham in de Midlands, dat voor een aantal dagen onze uitgangsbasis zou worden. De historische Engelse keramiekstad Stoke on Trent, waarvan de koosnaam ook wel “the Potteries” luidt, was op 12 mei het reisdoel. Eerst bezochten we het in 1971 geconserveerde Gladstone China Works. Een aardewerkfabriek met vijf karakteristieke hoge ovens, waarvan een nog werkzaam. We leerden en zagen er alles over de samenwerking van klei, water en kolen, die deze industrie hier in Noord Staffordshire tot grote hoogte bracht. De formule voor het beroemde bone china werd uit de doeken gedaan. We werden ingeleid in het werk van de modelleerders, de schilders, de mallenmakers, de ovenvullers, de stokers. En niet te vergeten de boetseerster van de ragfijne porseleinen bloemen.
De middag was gereserveerd voor Potteries Museum en Art Gallery in Hanley Stoke on Trent. Met assistent-curator Ben Miller liepen we door het depot en bespraken de kleine collectie Nederlandse tegels. Daarna liepen we door de verschillende tentoonstellingen. De Ceramics Gallery, de Design Gallery, de Fine Art Gallery en de Temporary Art Gallery gaven een mooi overzicht van de historische en eigentijds keramiekkunst in Groot Brittannië, maar ook daarbuiten. Moorcroft, Doulton, Wedgewood en Aldermaston, ik grabbel maar wat namen. En daarnaast Clarice Cliff, Alan Caiger Smith, Lucie Rie en Arabia, Royal Copenhagen. In een historische vitrine lazen we: ”Tin glazed earthenware was introduced into England by Jasper Andries and Jacob Janson, potters from Antwerp who came to England in about 1567 to escape the persecution of Protestants in the Netherlands. They first worked in Norwich, but later Janson moved to London setting up a pottery in Aldgate.”. De tekst meldt verder dat er meerderen zijn gegaan in de late zestiende eeuw, maar niet zijn geregistreerd, tot aan “Christian Wilhelm” die zich vestigde in Southwark rond 1617.
In de bijbehorende vitrine troffen we een grote (40x40x40 cm) polychrome cisterne voor water en wijn aan, beschilderd met zeer Nederlands aandoende Franse lelies in de hoeken en een groot tulpmotief centraal. Gemerkt T, met een soort huismerk, en gedateerd 1637. Volgens het bijschrift gemaakt in Londen.
Terug in Nottingham worden ’s avonds de eerste restaurants en pubs gekeurd, en tot tevredenheid…
HUISBEZOEK
Zondag 13 mei bezocht ons gezelschap het vermaarde Nottingham Castle, waaromheen uiteraard de herinnering aan Robin Hood en de sheriff ook commercieel levend wordt gehouden. Het kasteel beschikt over een aantal museale presentaties, met als belangrijkste het verhaal van een gepokt en gemazeld regionaal militair regiment, de Mercians. Verder mooie textiel, schilderijen , lokale geschiedenis en uitstekende educatieve voorzieningen voor kinderen en scholen. Na een koele Dark Ale in “Ye Olde Trip to Jerusalem” stappen we in de bus naar Bunny, waar we in de historische pub van een chef die goed op de hoogte blijkt van de Nederlandse voetbalbiotoop, een traditionele Sunday roast krijgen voorgezet.
Een mals buffet voor carnivoren, heerlijke geroosterde vleessoorten zoveel je wilt, met genoeg salades daaromheen. Rond half vier brengt de topfitte chauffeur ons vervolgens terug naar Nottingham. Aldaar zijn we te gast bij Michael en Malcolm, een verzamelaarspaar dat ons op voorspraak van Mark hun weergaloze collectie Engelse tegels laat zien. Door het hele huis hangen de topstukken van Minton, Burmantoft, De Morgan en al die andere producenten uit de Engelse negentiende en twintigste eeuw. Bijna allemaal vertegenwoordigd door hun beste schilders en vormgevers. Michael vertelt dat als hij in een veilingzaal verschijnt, de meeste verzamelaars weglopen. Maar ook dat hij zich zorgen maakt waar deze topcollectie, nu hij fors op leeftijd is en zijn krachten afnemen, een nieuwe bestemming zal vinden.
In de minutieus verzorgde tuin bieden Malcolm en Michael ons ten afscheid versnaperingen aan, waarna we teruggaan naar ons hotel om van daar uit, voor wie wil, nog verder Nottingham te verkennen.
CRAVEN DUNNILL
Maandag 14 mei checken we uit in Nottingham en rijden we naar het Jackfield Tile Museum in Ironbridge, werkelijk een bedevaartsoord voor tegelliefhebbers. Het museum is gevestigd in een oude fabriek van Craven Dunnill uit 1873. In een deel van de oude bedrijfsgebouwen worden bovendien opnieuw ingelegde vloertegels, de “encaustic tiles”, gemaakt. Deels handmatig, deels machinaal.
Het museum vertelt de opkomst en ondergang van de enorme aardewerkindustrie in dit deel van Engeland, met bedrijven als Craven, Maw en Minton. Ook Nederlandse bedrijven als Lotus en De Distel haalden hier hun tegels om die in Nederland te decoreren. De entree van het museum vormt de nog nagenoeg complete toonzaal van de oude fabriek, en verlegt zich dan naar hedendaags ingerichte zalen met magnifieke collecties van alle grote bedrijfsnamen, ontwerpers en schilders. Arts & Crafts beweging, de Victorianen, de Gothic Revival, de Aesthetic Movement, de Moorse en Perzische invloedssfeer worden belicht. En daarna volgt een reeks van zalen met toepassingen van tegels, zoals in winkels, kerkgebouwen, woonhuizen, overheidsgebouwen, gezondheidsinstellingen enzovoorts. De tocht door het museum eindigt in een zaal waar een beroemde Engelse private collectie, die van John Scott, is geland. (Iets waar Michael, die we eerder bezochten en op hetzelfde hoge niveau heeft verzameld, stiekem wel jaloers op is). Een wandtekst toont Scotts antwoord op de vraag waarom hij tegels verzamelde. Zijn antwoord: “After much cogition I confess it’s “loneliness”. They are like old friends, always smiling and ever capricious. Some of them I love more than others, but that’s life”.
Na een door de museummedewerkers zorgzaam bereide lunch van sandwiches en salades laat Chris Scott ons de encaustic tile fabriek zien, die hij in 1997 opnieuw begon, en inmiddels weer door de opvolgers van het boude Craven Dunnill is overgenomen. Zodat er ook werkelijk geïnvesteerd kon worden. Chris gunt ons het privilege dat we het hele proces van de vloertegel die hij hier maakt, mogen volgen.
Het bedrijf produceert nauwelijks wandtegels, maar moet het hebben van restauratieprojecten voor historische vloeren. Zo wordt er op dit moment gewerkt aan een grootse, twaalfjarige opdracht om ingelegde vloeren met heraldische motieven van de Westminster parlementsgebouwen te vernieuwen. Chris ontvangt opdrachten uit de hele wereld, en zegt het enige bedrijf te zijn dat opdrachten van enig volume aankan. En dat alles gebeurt in een kleinschalig bedrijf, met een kleine bemensing, waar alles zelf wordt ontwikkeld, omdat heel veel historische kennis van de techniek niet meer te vinden was.
Na dit gedenkwaardige bezoek vertrokken we naar ons hotel, een 16e-eeuws herenhuis in Madeley, Telford. In de grote zaal, bij een brandend haardvuur, nuttigen we een smakelijk 3-gangendiner.
NAAR LONDEN VIA G.F.WATTS
Dinsdag 15 mei. In de bus voor een lange reis naar Londen. Onderweg vergast conservator Johan Kamermans ons op een mini-lezing, waarin hij vertelt over zijn lopende archiefonderzoeken naar de betrekkingen tussen Nederlandse tegelproducenten en de Engelse fabrikanten. Er blijken levendige contacten geweest te zijn , met als doel te leren en te profiteren van de Engelse mechanisatie. Zo vond Johan een briefwisseling tussen Rozenburgdirecteur Van de Sande met een collega in Stoke on Trent. De” schriftelijke cursus pottenbakken” blijkt onvoldoende te werken en Van de Sande reist uiteindelijk zelf af naar Hanley, Stoke on Trent, om te zien wat er allemaal aangeschaft zou moeten worden. Het is illustratief voor het geploeter van meerder Nederlandse bedrijven in die tijd om het hoofd boven water te houden.
Na vier uur rijden arriveren we in Guildford, waar we als tussenstop de Watts Gallery en Watts Chapel bezoeken. George Frederic Watts (1817-1904) wordt als kunstenaar ook wel “Engelands Michelangelo” genoemd. Tussen 1891 en 1904 stichten hij en zijn begaafde vrouw Mary een werk-en leerplaats, een galerie en een kapel in Guilford. Beiden zijn aanhangers van de zeer sociaal geïnspireerde Arts & Crafts beweging van John Ruskin en William Morris. Ze zijn begaan met de sociale problemen van hun tijd, zoals de hongersnood in Ierland. De bevolking van Guilford betrekken ze structureel bij hun werk, met de ambitie zo voor kennis, werk en inkomen te kunnen zorgen. In de Watts Gallery zijn nu, behalve de schilderijen van de familie Watts, ook prachtige tegels van De Morgan, en ander schilderwerk van bijvoorbeeld Edward Burne Jones, Alma Tadema en William Shackleton te zien.
Een wandelingetje door de landelijke omgeving voert van de hoofdgebouwen naar de door Mary Watts met behulp van de plaatselijke bevolking van Compton gebouwde kapel. Dit wonderlijke, karakteristieke gebouw op de begraafplaats is opgedragen aan de doden die daar rusten. 70 dorpelingen en kinderen werkten er aan mee. Het gebouw zit vol met handgevormd fresco en sgrafittowerk, geïnspireerd op volkenkundige en art nouveau motieven.
Tegen zevenen arriveerden we tenslotte in ons Londense hotel. Op het avondprogramma stond daar nog een wandeling naar het Bibendum-gebouw, een zeer karakteristiek art nouveau monument. Deze voormalige showroom/garage van Michelin is aan buiten en binnenzijde voorzien van grote tegeltableaus met scenes uit de (vroege) autoracerij.
NOG VIER MUSEA TE GAAN
14 mei. We wandelen door de stad naar Leighton House museum. Dit is de vroegere residentie van de schilder Frederic Leighton (1830-1896). Niet alleen vanwege Leightons werk dat er te zien is, maar vooral het eclectische interieur en de betegelingen maken ook van dit gebouw weer een van de hoogtepunten van onze reis. Leighton, die president van de Royal Academy werd, reisde al op zijn dertiende naar Frankfurt, en later door heel Europa en het Midden Oosten. In Frankrijk ontmoette hij Eugene Delacroix, die hem inspireerde tot de bouw van Leighton House. In 1865 werd met de bouw begonnen, naar ontwerp van de Schot George Aitchison. Uitgangspunt was een eclectisch expositiegebouw, waarin de functionaliteit ondergeschikt was aan de schoonheid (Aesthetic Movement; Oscar Wilde) .Leighton had enorm veel tegels verzameld, waarvoor het huis in 1878 uitgebreid werd met een ruimte die als “Siciliaans-Moorse paleiszaal” werd aangeduid. Een kleurschema in blauw verbond de verschillende delen. De tegelgenieter vindt er hexagonale tegels uit Iznik, een prachtig tableau met Korantekst uit Cairo, 13e-eeuwse Kashantegels uit Perzië, Siciliaans geïnspireerde goudluster mozaïeken. Open plekken werden opgevuld door velden van William de Morgan, wiens 19e-eeuwse Damascus- en Iznikmotieven in de toekomst waarschijnlijk steeds minder van de oorspronkelijke onderscheiden zullen worden.
Na deze onderdompeling in Oriëntaalse sfeer ging het te voet verder naar het Victoria & Albert museum. Hoewel niet voor iedereen nieuw, toch een passende halte in een reis als deze. Al was het maar om weer eens de drie reusachtige restaurantruimtes te bekijken. Vooral het middelste is een overdonderend geheel met een renaissancistisch plafond, glas in loodramen (van Burne Jones), betegelingen met een geometrisch decor en classicistische bouwkeramiek in wit op gele ondergrond. Daarnaast is er de blauwwit betegelde Poynter room, met grote tegelpanelen die de seizoenen voorstellen. Daaronder zitten dan weer tegels geschilderd in “Dutch style” door meisjes van de Art School. En centraal is er een monumentale haard met Japanse motieven op tegels.
Maar je komt in het V&A natuurlijk voor de keramiekafdeling. Er is een mooie inleidende presentatie met tegeltableaus uit Portugal, Turkije, en met velden uit Nederland. Daarna begint de enorme depot-achtige opstelling in reusachtige vitrines waar vrijwel alles wat men bezit, zichtbaar wordt. Ook de tableaus zijn te zien, maar die hangen zo hoog dat je er bijna kramp van krijgt. De uitbundige hoeveelheid tegels, van eenvoudige Hollandse tot de kostbaarste Italiaanse, staat in stapels of op rijen vooral uitdagend onzichtbaar te wezen. Het digitale scherm waarop ieder tegel opgehaald kan worden werkt zeer traag, of niet adequaat.
De vaste opstellingen van het V&A bekijken blijft niettemin een feest. In de Europese afdeling vanaf 1600 vind je tussen meubilair, schilderijen en ander moois wel weer hele fraaie tegeltableaus gepresenteerd. Daaronder een meerkleurig Delfts bloementableau, waarvan de basis gevormd wordt door een ”gilin”, dat is een Chinese mythologische figuur met drakenkop en leeuwenstaart.
Enkele groepsleden gebruikten het restant van de middag ook nog om een bijzondere tentoonstelling, “Sublime Symmetry”, over ontwerper De Morgan te gaan bekijken in de Guild Hall. Een tip die Francine Stoffels opving in Watts House.
WILLIAM MORRIS EN BRITISH MUSEUM
Donderdag 17 mei. We bezoeken Waterhouse, oftewel de Morris Gallery, het huis waarin van 1848 tot en met 1856 William Morris, icoon van de “Arts & Crafts“ beweging woonde. Morris, geboren in 1834, leefde hier enige jaren met zijn moeder. Hij was een veelzijdige, beroemde architect en ontwerper, maar ook een socialistische activist. Al jong was hij verontwaardigd over de mensonterende omstandigheden in de industriële wereld van zijn tijd. Morris was voor ambachtelijkheid, de Gouden Eeuw met zijn steden en zijn kleinschalige bedrijf. Ook de klassieke wereld, die veel te lang de kunst had gedomineerd sprak hem niet aan. Hij wilde een vrije samenleving, waarin het kunstenaarschap en het ambachtelijke niet uit elkaar getrokken werden. Morris gaf boeken uit, deed aan glas in lood techniek, maakte zelfs keramiek en tegels. In zijn eerste huis in Londen wilde hij tegels plaatsen, maar de Engelse geperste tegels vond hij niet ambachtelijk. In Utrecht en Harlingen vond en haalde hij wat hij zocht.
Morris was toen hij er woonde nog te jong om zijn stempel op Waterhouse te drukken. Daarom is het vooral een expositieruimte die vertelt over zijn leven, en ruimte biedt aan kunst van anderen.
Na de lunch in Morris’ huis bracht de bus ons naar de laatste bestemming: het British Museum. Hier stond een depotbezoek gepland, en een ontmoeting met conservator Beverley Benk. Zij heeft middeleeuwse tegels in haar portefeuille en werkt aan een recente groep bodemvondsten uit Manor House Surrey, zuidoost Londen. Beverley had enkele van haar alleroudste tegels en fragmenten, de meeste tingeglazuurd, uit het depot op een werktafel voor ons gereed gelegd. Daaronder enkele fragmenten die in Londen de vraag deden rijzen of ze Antwerps zouden zijn. Ger de Ree, die een fragment uit Middelburg (waarover verder niets qua vindplaats bekend is) had meegenomen maakte Beverley erg blij. Zij vond de fragmenten een “perfect match”. Ook een ander in Engeland gevonden fragment leek volgens sommigen zeer verwant aan de Zuidelijk Nederlandse Herckenrodevloer. Er werd daarna nog lang doorgepraat over Ger’s bevinding dat de in Londen gemaakte tegels harder zijn gebakken, en daardoor een meer metalige klank hebben, en licht wiebelen als je ze vlak legt. Kortom, een bezoek dat tot voortgaande communicatie over de Noordzee heen uitnodigt.
Na Beverley’s deskundige ontvangst werden we door haar collega Judy Rudoe meegenomen naar de nieuw ingerichte zaal voor 19e eeuwse keramiek. Ze toont daar veel “Gothic” tegels uit die tijd, juist als reflectie op de middeleeuwse afdeling. Het is overigens niet alleen Engels wat deze afdeling biedt. Zelfs de Nederlandse Nieuwe Kunst is er vertegenwoordigd. In dat verband sprak Judy uit dat ze best wat meer Nederlandse art nouveau in de collectie zou willen, waarbij ze onder meer de namen van Colenbrander en Van der Hoef noemde. Nadat we waren geïnformeerd over het researchprogramma, dat sterk gebaseerd is op databasegebruik, namen we afscheid. Ieder had zo nog even de tijd om een favoriet onderwerp in het museum te bezoeken, of het restaurant aan te doen.
Het British Museum was een stijlvol laatste programmapunt van deze uitstekende tegelreis .Dat werd dan ook zowel tegenover organisator Mark, als naar elkaar toe uitgesproken in de door Mark afgehuurde hoek van een pub vlakbij het hotel. Met een goed glas en een Britse snack sloten we daar de week af. En, zoals dit verslag bewijst, kwam iedereen na een veilige oversteek met de ferry op 18 mei weer veilig thuis aan.
Lejo Schenk
6-13 april 2008
Verslag van de tegelreis van 32 tegelvrienden naar Lissabon en omgeving, ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum van de Stichting Vrienden van het Nederlands Tegelmuseum onder de bezielende leiding van Francine Stoffels, die deze reis minutieus heeft voorbereid en georganiseerd, met ondersteuning van Marianne Holtkamp.
Zondag 6 april 2008
Ter voorbereiding op de tegelreis en voorafgaand aan de vlucht naar Lissabon gingen Will en Herbert van den Berge alsmede Johan Kamermans bij aankomst op Schiphol op zoek naar een tegeltableau in de dependance van het Rijksmuseum op Schiphol (achter de paspoortcontrole op de Holland Boulevard). Het blauwe tegeltableau (168 x 207 cm), dat een zeegezicht voorstelt met een vissende haringvloot onder bescherming van een oorlogsschip met het wapen van Rotterdam, ca. 1680-1720, is geschilderd door Cornelis Pieterszoon Boumeester (1652-1733).
Tegeltableau "Zeegezicht met een haringvloot" van Cornelis Boumeester.
Op Schiphol begon de reis met een vertraging van twee uur en werden we van de ene gate naar de andere gestuurd. Daar werden de eerste contacten gelegd. Na een goede vlucht kwamen we in Lissabon aan waar ‘onze bus’ en ‘our man in Lisbon’, Rui Mota, klaarstonden voor een kleine rondrit op weg naar ons hotel in het centrum. Onderweg werd ons gewezen op betegelingen van huizen en stopten we bovenaan het Parque Eduardo VII met uitzicht op het Praça Marquês de Pombal en de Taag.
Vervolgens werd koers gezet naar het hotel, Residencial Florescente, vrolijk betegeld, en werd afgesproken om voor het diner gezamenlijk langs een paar mooie art nouveau tegeltableaus en -gevels te wandelen op weg naar het restaurant, Cervejaria da Trindade. Een prachtig restaurant, van oorsprong een klooster, dat in de negentiende eeuw voorzien werd van schitterende tegeltableaus met de elementen, de jaargetijden, en vrijmetselaarssymbolen (derde kwart negentiende eeuw). Gezeten aan lange tafels genoten wij van Posta Bacalhau na Brasa (gegrilde zoutevis) of Bife Lombo à Trindade (runderfilet Trindade stijl), begeleid door heerlijke wijnen en een ‘pittige’ likeur of bagaço ter afsluiting.
Maandag 7 april 2008
Met taxi’s, heel goedkoop, naar de Igreja Nossa Senhora da Boa-Hora (een barokkerk met veel tegeltableaus). Een toelichting wordt gegeven door de Prior, Francisco Duarte dos Santos, met een vertaling door Francine Stoffels. Op de tegeltableaus, die worden toegeschreven aan Francisco Jorge da Costa, staan Bijbeltaferelen en de vier evangelisten. Langs de wanden van het schip tonen tableaus het levensverhaal van de kerkvader Augustinus, dat door Evert van Gelder wordt verteld. In een kapel is de geschiedenis van Mozes te zien. Het trompe-l’-oeil plafond is geschilderd door een Fransman.
Igreja Nossa Senhora da Boa-Hora
Vervolgens lopen we naar het Arquivo Histórico Ultramarino (Historisch archief voor de overzeese gebiedsdelen 1750 – 1974). In de koepelzaal van dit voormalige paleis van de adellijke familie Saldanha, graven van Ega, bevinden zich Nederlandse tegeltableaus uit ca. 1725 met acht havengezichten: Constantinopel, Keulen, Londen, Venetië, Hamburg, Middelburg, Rotterdam en Antwerpen. Johan Kamermans geeft een toelichting. Of de tegeltableaus zijn toe te schrijven aan Boumeester, zoals vroeger gedaan werd, of aan Van der Kloet, is een punt van discussie.
Na de lunch heeft de groep zich gesplitst.
Een deel van de groep gaat wandelend richting Rua de Campo de Ourique o.l.v. Hans van Lemmen en Francine Stoffels en brengt een bezoek aan een interessante bakkerij. In de bakkerij zijn veel pilaren betegeld met art nouveau tegels (schitterende vlinders), ontworpen door Rafael Bordalo Pinheiro (1846-1905). Een bezoek meer dan waard, niet alleen wegens de betegelingen maar ook voor de heerlijke koffie en pastéis.
Het andere deel van de groep wandelt, uiteraard langs tegels, via de Rua das Janelas Verdes naar de Cais do Sodré.
Om drie uur is iedereen bij het Convento dos Cardaes (voormalig klooster). Johan geeft weer een toelichting. Voor deze kerk heeft men speciaal in Amsterdam tegeltableaus laten maken door Jan van Oort (rond 1680), zoals uit de signatuur blijkt. Ze geven het leven van de heilige Teresa van Ávila weer.
Vervolgens wandelen we naar de Igreja de São Roque, derde kapel oost, met een houten beschilderde zoldering en maniëristische Spaanse tegels met Antwerpse invloeden, gesigneerd en gedateerd door Francisco de Matos, uit 1584.
Terug naar het Hotel om ons te kleden voor een ontvangst in de Residentie van Hr. Ms. Ambassadeur, Drs. R.J. van Houtum. Onder de Portugese genodigden (tegelvrienden en museumdirecteuren) bevond zich ook de dochter van de bekende Portugese tegelkenner J.M. dos Santos Simões (auteur van het boek Carreaux céramiques hollandais au Portugal et en Espagne, Den Haag 1959). Het was een zeer gezellige bijeenkomst en de heer Van Houtum, die er zelf ook zichtbaar van genoot, leidde een aantal van ons door de tuin en enkele privévertrekken, waar zich zowaar nog een paar tegels bevonden, een en ander onder het genot van een hapje en een drankje. Frans Caignie heeft namens De Stichting Vrienden van het Nederlands Tegelmuseum en de European Ceramic Tiles Circle geprobeerd contacten te leggen met afgevaardigden van diverse musea om tot een uitwisseling van tegelkennis te komen.
Dinsdag 8 april 2008
Met taxi’s vertrekken we naar het Museu Nacional do Azulejo (MNAz) met de Igreja da Madre de Deus, dat deze ochtend uitsluitend voor onze groep open is. Dona Leonor, de weduwe van koning João II, stichtte het Convento da Madre de Deus in 1509. De kerk, oorspronkelijk gebouwd in Manuelstijl, werd onder João III gerestaureerd in renaissancestijl. De opvallende barokversieringen werden toegevoegd door João V. Het klooster vormt de ideale behuizing voor het nationale tegelmuseum. Aan de hand van decoratieve tableaus, losse tegels en foto’s wordt de ontwikkeling van het tegelbakken en de gehele tegelcultuur aanschouwelijk gemaakt, van de invoering door de Moren en de Spaanse invloed tot en met de Nederlanden en de eigen Portugese stijl;
We worden verwelkomd door medewerkers van het Museum en de Vriendenvereniging, die wij de avond tevoren op de Ambassade reeds hadden ontmoet, en die ons begeleiden en vervolgens op versnaperingen trakteren. Het Museu Nacional do Azulejo heeft sinds kort een volledig vernieuwde Website.
Lejo Schenk geeft een toelichting bij de Nederlandse tegeltableaus van Van der Kloet en Van Oort in de kerk. De reeds genoemde Portugese tegelkenner J.M. dos Santos Simões heeft deze tableaus nauwkeurig bestudeerd en hij kwam tot de conclusie dat de panelen bij een negentiende-eeuwse restauratie van de muur gehaald zijn en verplaatst. Bij die gelegenheid zijn er waarschijnlijk ook panelen in particuliere collecties terecht gekomen. Op een van de tableaus is bijvoorbeeld een schaap te zien zonder kop, een duidelijk bewijs dat het tableau daar afgesneden is.
Nederlandse tegeltableaus van Van der Kloet en Van Oort in de Igreja da Madre de Deus.
Indrukwekkend is het Grote Panorama van Lissabon, gezien vanuit het zuiden, uit ca. 1700, dat is toegeschreven aan Gabriel del Barco. Interessant is dat het tableau laat zien hoe de stad er voor de aardbeving van 1755 uitzag. Het is bijna 23 meter breed. Het museum bezit ook twintigste-eeuwse tegels, o.a. van Maria Keil (geboren 1914, zie verder onder Metrostations).
‘s Middags bezoeken wij de Fundação Ricardo Espírito Santo Silva (Museu das Artes Decorativas). Na de ontvangst door de directrice en het aanbieden van een tegel en een antiquarisch tegelboekje worden we rondgeleid door conservatrice Margarida Serra, die ook Nederlands spreekt. Er moesten heel wat meubels verschoven worden om de tegels, die deel uitmaken van de wandbekleding, te kunnen bekijken. In de gewoonlijk gesloten ontvangstruimte zagen we een strook veel oudere tegels afkomstig uit een ander paleis, zogenaamde macacarias (‘singeries’, in goed Nederlands), karikaturen met apen in scènes uit het dagelijks leven of politieke satires.
Fundação Ricardo Espírito Santo Silva
Door de stromende regen repten we ons naar het Mosteiro de São Vicente de Fora, waar Lejo Schenk enkele fabels van La Fontaine voordroeg, bij de bijbehorende tegeltableaus. De tentoongestelde tableaus over deze fabels komen oorspronkelijk uit dit klooster, maar zijn ooit uit de muren verwijderd. Ook de kloostergangen zitten vol met tegeltableaus en er is een zaal met beroemde historische tableaus.Sommigen van ons gaan vervolgens wandelen in Alfama op zoek naar registos (kleine tegeltableaus van beschermheiligen, o.a. tegen brand en aardbevingen, op gevels van woonhuizen) en tegelantiquairs rond de oude kathedraal.
Woensdag 9 april 2008
Met de ‘eigen’ bus en Rui Mota, die geregeld dreigende probleempjes weet af te wenden en de buschauffeurs in het gareel houdt, naar de Igreja S. Bartolomeu da Charneca, waar we pas na ingrijpen van de bisschop zelf door de dwarse (Nederlandse!) pastoor worden toegelaten. Het altaar is bekleed met een tegeltableau dat het Laatste Avondmaal voorstelt. Verder zijn de muren bedekt met zeventiende-eeuwse tegels in schaakbordpatronen (‘enxaquetados’) en tableaus van de grote meester Gabriel del Barco. We vervolgen onze tocht naar de Quinta dos Azulejos (nu de particuliere school Colégio Manuel Bernardes). In de tuin van dit vroegere paleis zijn veel achttiende-eeuwse gekleurde tegeltableaus aanwezig met voorstellingen uit de Oudheid en de Bijbel en geelpaarse tuinbanken. Veel tegels zijn ernstig beschadigd door de weersinvloeden.
Igreja S. Bartolomeu da Charneca
Quinta dos Azulejos, uit verschillende decennia (rond het midden) van de 18de eeuw. Barok, rococo en Pombalijns (9D 9E 9F)
Op weg naar het Colégio Militar zijn we gestopt bij het Metrostation Colégio Miltar/Luz om de moderne tegeltableaus van Manuel Cargaleiro (geboren 1927) uit 1987 te bewonderen, met visuele grapjes op het diamantkoppatroon, dat we onder andere in de Igreja de São Roque gezien hebben, en op het Panorama van Lissabon in het Nationale Tegelmuseum (9G en 9H).
Op het Colégio Militar, een particuliere militaire school met tuin, oorspronkelijk opgericht als ziekenhuis en later een grafelijk paleis, krijgen we een rondleiding door het militair museum, het hospitaal (met figuras de convite van Mestre PMP) en de twee tuinen, allemaal geheel bekleed met tegels en tegeltableaus met voorstellingen van musici, dansers en werelddelen, evenals tableaus die zijn uitgesneden in de vorm van de antieke beelden die zij voorstellen, van de hand van Francisco Jorge da Costa. Een poort met hek, aan één kant van de tuin, wordt aan de tegenoverliggende zijde gespiegeld door een tegeltableau met hek, waarachter een vrouwtje met een mand eieren staat, een heel leuke trompe-l’-oeil ter wille van de symmetrie. In de tweede, lager gelegen tuin bevinden zich banken die aan de onderkant betegeld zijn met diverse afbeeldingen, waaronder een olifant. De ochtend werd afgesloten met een warme lunch in de officiersmess, onder het toeziend oog van de generaal-majoor.
Colégio Militar (9I 9J 9K 9L 9M 9N)
Voor de middag stond het Palácio dos Marqueses da Fronteira op het programma, open speciaal voor onze groep. Dit landhuis werd gebouwd als jachtslot voor João de Mascarenhas, de eerste Marquês da Fronteira, als beloning voor zijn prestaties in de vrijheidsoorlogen tegen Spanje, de Restauratieoorlogen (1640-1668). Het paleis wordt nog steeds bewoond (door de twaalfde markies) en men kan door een aantal woonvertrekken en de tuinen worden rondgeleid. Een gids gaf uitleg voor wie luisterde.
Zowel in het gebouw als in de tuinen en op de terrassen zitten erg veel spectaculaire tegels en tableaus. De afbeeldingen variëren van ridders te paard, met daaromheen portretten van de voorouders van de familie Mascarenhas, en allegorieën op de kunsten, tot, alweer, macacarias, karikaturen van musicerende apen. In de schitterende tuinen ontbreken ook een schelpengrot, een hermafrodiet en een koningsgalerij niet.
De ‘Zaal der veldslagen’ is versierd met tegeltableaus waarop taferelen uit de Restauratieoorlogen staan afgebeeld. In de eetzaal zijn rond 1670 al tableaus van Jan van Oort aangebracht, de vroegste Nederlandse tableaus in Portugal. Toelichting door Maarten van Veen.
Palácio dos Marqueses da Fronteira (9O 9P 9Q 9R 9S 9T)
Hierna splitst de groep zich in drieën:
- Gulbenkian Museum (zie de laatste zondag), waarna tegels in verscheidene metrostations worden bekeken.
- Bezoek aan antiquairs.
- Tegelfabriek Fábrica Sant’Anna.
Metrostations o.l.v. Hans van Lemmen
De tegels in de metro van Lissabon zijn zo indrukwekkend dat men de metro als een tegelmuseum kan beschouwen. De metro van Lissabon kent vier lijnen met elk een eigen kleur: rood, geel, blauw en groen. Elke lijn kent haar eigen kunstverrassingen. Het idee om de metro te versieren met tegels kwam van een aantal Braziliaanse architecten en dateert uit de jaren vijftig. De eerste negentien stations zijn versierd met geometrische patronen, niet figuratieve, om de reizigers niet af te leiden, van de beeldend kunstenares Maria Keil, de vrouw van een van de architecten. In de latere stations mochten de veelal zeer beroemde (tegel)kunstenaars wel figuratieve voorstellingen maken. Het station Oriente, bij het terrein van de Wereldtentoonstelling van 1998, bevat reusachtige tegeltableaus van beroemde kunstenaars van over de gehele wereld. Als je de metro neemt, is elk traject niet alleen een ontdekking, maar ook een reis door de geschiedenis van de tegel in de tweede helft van de twintigste eeuw.
Betegelingen op de wanden in metrostations (9U 9V 9W)
Het groepje mensen dat op zoek was naar antiquairs vond bij toeval een ruimte met een betegeld tongewelf aan de Rua Eduardo Coelho. Later blijkt dat deze brede gang zich bevindt achterin het gebouw van de zelf niet betegelde kerk Igreja das Mercês aan het Largo de Jesus. De betegeling uit 1714 is gemaakt door António de Oliveira Bernardes.
Een paar mensen hebben een bezoek gebracht aan de Fábrica Sant’Anna, waar nog op zeventiende-eeuwse wijze tegels worden gemaakt. Dit bedrijf verzorgt ook veel restauratiewerkzaamheden.
Donderdag 10 april 2008
Met de eigen bus naar het Mosteiro dos Jerónimos. Het klooster weerspiegelt de rijkdom ten tijde van de ontdekkingsreizen en is het hoogtepunt van de Manuelijnse stijl in de architectuur. Koning Manuel I gaf rond 1501, vlak na Vasco da Gama’s terugkeer van zijn historische reis, opdracht tot de bouw, die met ‘pepergeld’ werd bekostigd. De muren van de refter zijn ‘bekleed’ met achttiende-eeuwse Portugese tegels en met een tableau van de Spijziging van de vijfduizend. De ontdekkingsreiziger Vasco da Gama (1460-1524) ligt hier begraven en zijn graf is versierd met o.a. touwen en armillaria.
Velen van ons hebben daarna genoten van de pastéis de Belém (roomgebak) in de, uiteraard prachtig betegelde, Pastelaria de Belém; met koffie of thee vormen zij een heerlijke traktatie.
Door naar Sintra voor wandeling of lunch en een bezoek aan het Paço Real/Palácio Nacional en het Palácio da Pena.
De prachtige ligging van Sintra op de noordelijke hellingen van de Serra de Sintra, tussen beboste ravijnen en zoetwaterbronnen, maakte het tot een gewilde verblijfplaats voor de Portugese koningen, en later voor vele beroemde Engelsen. De hoge conische schoorstenen van het Palácio Nacional in het dorp zelf en het op een bergtop gelegen Palácio da Pena, zijn markante punten in het landschap.
Palácio Nacional: Het grootste deel van het koninklijk paleis, inclusief de grote keukens onder de conische schoorstenen, werd eind veertiende eeuw gebouwd door João I op een plek die ooit in het bezit was geweest van de Moorse heersers. Het Paço Real (de oude benaming, die ook nog gebruikt wordt, letterlijk: koninklijk paleis) werd het favoriete zomerverblijf van het hof en bleef tot de jaren 1880 een residentie van de Portugese Koninklijke familie. We zijn hier zeer hartelijk ontvangen en rondgeleid door de directrice en een conservator.
De benedenmuren van de Sala dos Brasões (= blazoenen) zijn bedekt met blauwe achttiende-eeuwse Portugese tegels. In de zaal Sala das Sereias (=sirenen) omlijsten ingewikkelde arabesken op zeldzame zestiende-eeuwse tegels (sgraffito) de deur. De overheersende kleur in de vele betegelde zalen is groen. De gigantische keukens bevatten braadspitten die werden gebruikt voor banketten, vandaar die enorme schoorstenen.
Paço Real/Palácio Nacional in Sintra
Het laatste onderdeel van deze dag was een bezoek aan het Palácio da Pena. Voor het geplande rondwandelen na afloop in de prachtige omgeving was het weer te slecht. Op de hoogste toppen van de Serra staat het spectaculaire paleis van Pena, een eclectisch ratjetoe van bouwstijlen dat in de negentiende eeuw werd neergezet voor de echtgenoot van de jonge Koningin Maria II da Glória, Ferdinand van Saksen-Coburg-Koháry. Het bevindt zich op ruïnes van een klooster dat in de vijftiende eeuw werd gesticht. De kruisgang daarvan is versierd met kleurrijke tegels. Over de ouderdom en authenticiteit van de tegels in de kapel ontstond nogal wat discussie. Het paleis staat verder vol met curiosa en is omgeven door een park met zulke steile hellingen dat onze bus niet verder mocht en het laatste deel van de tocht met een soort trammetje moest worden afgelegd.
Terug naar Lissabon, helaas niet langs de kustweg, omdat die onder water staat! Enkele mensen gaan op zoek naar het woensdag ‘ontdekte’ betegelde tongewelf.
Vrijdag 11 april 2008
Met de eigen bus over de Taagbrug naar het zuiden. Frans Caignie geeft uitgebreide toelichting op de rit en de te bezoeken paleizen met hun bijzondere tegels. Eerst de Quinta das Torres in Azeitão. Dit landgoed, gebouwd in 1570 (nu in gebruik als hotel), is voor iedere tegelverzamelaar met belangstelling voor tegels van de zestiende eeuw, een must. Boven de deuren in de eetzaal van Quinta das Torres bevinden zich twee bijzondere tegeltableaus, die worden toegeschreven aan de werkplaats van Orazio Fontana in Urbino, te dateren in het derde kwart van de zestiende eeuw. Het ene tableau toont de brand van Troje en de vlucht van Aeneas en het andere de dood van Dido (zie Tegel 28, Wilhelm Joliet). De tableaus zien er op het eerste gezicht uit als gobelins. In diezelfde zaal zijn de wanden voorzien van een plint van tegels met veelkleurige jachttaferelen (tweede helft zestiende eeuw). In de tuin bevindt zich een tegeltableau van J. Gestoso (1896).
We vervolgen onze tocht met een bezoek aan de Quinta da Bacalhôa, een prachtig landgoed uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, oorspronkelijk het huis van D. Brites, de moeder van Koning Manuel I, omgeven door een park met bassin en wijngaarden. Enkele buitenmuren van het huis, alsook de binnenmuren van de vertrekken langs het bassin, zijn met zestiende-eeuwse Spaanse en Spaans-Vlaamse tegels bekleed. Helaas zijn de tegels in veel gevallen ernstig beschadigd. Op een terras van het hoofdgebouw, dat we met speciale toestemming van de eigenaar mochten betreden, bevinden zich tegeltableaus met allegorische afbeeldingen van grote rivieren: Euphrates (Eufraat), Wilo (Nijl), Tanubio (Donau), Douro en Momdeguo (Mondego). Deze tableaus behoren tot de oudste Portugese tegels, maar zijn dringend aan restauratie toe. Onverwacht werden we ook nog even in het woongedeelte rondgeleid.
Een wijnproeverij van de befaamde op dit landgoed verbouwde wijnen, Moscatel de Setúbal, werd ons enkele kilometers verderop aangeboden, en velen van ons konden de verleiding niet weerstaan een fles mee naar huis te nemen.
Voor de lunch reden we naar Alcochete. Dit fraaie oude stadje ziet vanaf de zuidelijke oever uit op de brede monding van de Taag. Zout is hier lange tijd een van de belangrijkste industrieën geweest en er zijn nog zoutpannen te zien ten noorden en ten zuiden van de stad. In het centrum staat een groot beeld van een gespierde zoutwerker met het opschrift: Do Sal a Revolta e a Esperança (Van zout naar opstand en hoop).
In Restaurant A Palmeira hebben we zeer uitgebreid geluncht en genoten van allerlei soorten vis. Toen we dachten klaar te zijn met eten, kwam het hoofdgerecht op tafel (vier levensgrote vissen van circa tachtig cm lengte op houtskoolvuur bereid, elke bestemd voor acht personen. Na ook nog een uitgebreid dessert hebben velen van ons later de avondmaaltijd overgeslagen.
Na een wandeling door de stad, het ‘rondje om de kerk’, met veel art nouveau tegels op de gevels, de Igreja Matriz met een betegelde torenspits (coruchéu) en prachtige tegeltableaus binnen, zijn we via de Vasco da Gamabrug teruggereden naar Lissabon, waar we eerst zijn uitgestapt voor een bezichtiging van de vele tegeltableaus in metrostation Oriente (zie woensdag). Daarna heeft een aantal mensen de tocht langs de metrostations van de Linha Vermelha voortgezet, onder leiding van Hans van Lemmen.
Na Oriente: Metrostation Olivais, met tegeltableaus van de ontdekkingsreizen gemaakt door Nuno de Siqueira, Bela Vista, met tegels van Querubim Lapa (1996), Alameda met tableaus over de ontdekkingsreizen van Costa Pinheiro e.a. (1997), en langs de Linha Verde het station Rossio, waar nog niet alle tegelbekledingen van Maria Keil afgebroken zijn.
FADO
Op woensdagavond (Tasca do Chico, Bairro Alto) respectievelijk vrijdagnacht (Mesa de Frades, Alfama) zijn twee groepjes met vrienden van Francine naar niet-toeristische casas de fado geweest. Enkelen raakten niet uitgepraat over de muziek, de ambiance en de prachtige tegeltableaus (in de Mesa de Frades). Zaterdagmiddag bij de lunch in Alfama kwamen sommigen tot hun grote vreugde opnieuw in een kelder met fados terecht.
De oorsprong van de fado moet vermoedelijk worden gezocht in Brazilië, rond 1800, waar de zwarte slaven met de lundum hun treurige lot bezongen en uitdrukking gaven aan hun heimwee naar Afrika. De lundum onderging de invloed van de Braziliaanse modinhas (populaire liedjes) en tegen het eind van de achttiende eeuw begonnen in Lissabon de armen in Alfama en Mouraria deze voorloper van de fado te zingen. Dit is slechts een van de theorieën, naast die van Arabische invloed en van verwantschap met de liederen van de Galicisch-Portugese troubadours. In elk geval is sinds die tijd de fado het muzikale vehikel bij uitstek voor de Portugese melancholie en saudade.
Zaterdag 12 april 2008
Een klein groepje vertrekt om 07.10 uur met taxi’s naar de Feira da Ladra (vlooienmarkt, letterlijk: dieveggemarkt). Een van ons vindt direct een boek over de Quinta da Bacalhôa. Hier en daar wordt een kleinigheid gekocht, maar geen ‘spannende’ aanwinsten. Op Portugees tegelgebied is er wel veel aanbod. Aansluitend struint het groepje langs antiekzaken - waar een vroege tegel toe te schrijven aan Antwerpen wordt gevonden - en brengt het wederom (voor sommigen de eerste keer) een uitgebreid bezoek aan de Bakkerij aan de Rua de Campo de Ourique (zie maandag). Tevens wordt de grootste tegelhandelaar van Portugal bezocht, in de Rua. D. Pedro V.
De grootste groep gaat met Francine Stoffels en Hans van Lemmen een tegelwandeling maken vanaf het hotel naar de wijken Mouraria en Graça. Maar eerst, bij het plein Martim Moniz, rechts de Igreja da Nossa Senhora da Saúde en links het Hospital de São José, vol lambriseringen van achttiende-eeuwse blauwe tegeltableaus en bovenaan een trap een tableau met de voorstelling van Maria Hemelvaart. Vervolgens langs de Avenida Almirante Reis met veel art nouveau tableaus. Na de schitterende gevel van de tegelfabriek Viúva Lamego, van Ferreira das Tabuletas (dezelfde als van de Cervejaria da Trindade), moeten er trappen beklommen worden die tot in de hemel lijken te reiken. Iedereen overleeft het en wordt beloond met prachtige uitzichten over de stad en art nouveau tegels. Uiteindelijk daalt men weer, naar Alfama, voor een late lunch.
’s Avonds een geweldig afscheidsdiner in het dichtbij het hotel gelegen Casa do Alentejo. Ook hier zitten in het gebouw en de zalen ontzettend veel tegeltableaus die aan renovatie toe zijn. We zitten aan vier ronde tafels van acht personen. Tussen het eten en drinken door houdt Henk Oswald namens de deelnemers een toespraak en worden Francine Stoffels, Marianne Holtkamp en ook de anderen die hebben bijgedragen om deze reis tot een succes te maken, in het ‘zonnetje’ gezet.Een antwoord hierop door Francine kan niet uitblijven !
Zondag 13 april 2008
De vrije ochtend wordt door iedereen anders beleefd.
Een groepje brengt een bezoek aan het Museu Calouste Gulbenkian. Het museum, waarin de unieke kunstcollectie van Galouste Gulbenkian is ondergebracht, behoort tot de mooiste musea van Lissabon (geopend in 1969). Het gebouw, dat in een uitgestrekt park ligt, waardoor sommige kamers natuurlijk licht krijgen, werd speciaal ontworpen om de collectie van de stichter zo fraai mogelijk tentoon te stellen. De collectie overspant vierduizend jaar: van oude Egyptische beeldjes en doorzichtig islamitisch glas tot Iznik tegels en art nouveau broches. Het museum is vrij klein, maar ieder kunstwerk, zoals de magnifieke stukken uit de verzameling oosterse en islamitische kunst, of de uitgelezen collectie Europese schilderskunst, o.a. een portret van een oude man van Rembrandt uit 1645, en meubelen, is het bekijken meer dan waard!
Rond het middaguur haalt de bus ons op voor de terugreis. Op de valreep maakt een Japanner nog een foto van de gehele groep. De vlucht verloopt voorspoedig en aangekomen op Schiphol neemt iedereen afscheid.
Inmiddels is er een zeer geslaagde reünie geweest bij Maaike & Henk Oswald in Harlingen.
De verslagcommissie
- Will van den Berge
- Hedwig Caignie
- Nora de Nas
Eindredactie
- Francine Stoffels
7 - 15 mei 2011
- Zaterdag, 7 mei 2011: van Lissabon, via Óbidos naar Caldas da Rainha
- Zondag, 8 mei 2011: in Caldas da Rainha
- Maandag, 9 mei 2011: via Nazaré, Alcobaça, Pedreiras, Batalha en Atalaia naar Tomar
- Dinsdag, 10 mei 2011: van Tomar via Figueira da Foz en Bussaco naar Coimbra
- Woensdag 11 mei 2011: in Coimbra
- Donderdag, 12 mei 2011: via Aveiro naar Porto
- Vrijdag 13 mei 2011: naar Braga en Guimarães, terug naar Porto
- Zaterdag 14 mei 2011: in Porto
- Zondag 15 mei 2011
Verslag van de tegelreis van 29 tegelvrienden van Óbidos naar Porto, ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum van het Nederlands Tegelmuseum onder de bezielende leiding van Francine Stoffels, die deze reis minutieus heeft voorbereid en georganiseerd, met administratieve ondersteuning van Marianne Florschütz.
Zaterdag, 7 mei 2011: van Lissabon, via Óbidos naar Caldas da Rainha
Om 10:15 uur was het verzamelen bij de incheckbalie op Schiphol waar we door Francine en Marianne verwelkomd werden. Met een beetje vertraging vertrokken we vanuit Schiphol en kwamen na een voorspoedige vlucht rond 15 uur aan op Lissabon Airport, vanwaar we rechtstreeks met de bus naar Óbidos reden.Het vestingstadje Óbidos met zijn middeleeuws kasteel en witte huizen, versierd met kleurige elementen aan de vensters, is een echte toeristische trekpleister. Met een plattegrond in de hand konden we rondwandelen en de stad verder ontdekken. Via de Porta da Vila met tegelpanelen (1740-1750) over het lijden van Christus betreedt men de hoofdstraat. We bezochten de Igreja Sta Maria (1690) een renaissance kerk met 18de-eeuwse azulejos en de Igreja da Miséricordia (1623). Francine gidste ons tenslotte tot aan het middeleeuws kasteel.
Bij het verlaten van Óbidos maakten we halte bij het Estação Ferroviária voor de tegelpanelen aan de achterzijde van het stationsgebouw, geschilderd door José Estêvão Cancelo de Victória Pereira (Victória P) en gemaakt in fabriek Viúva Lamego, Lissabon in 1943. Ze stellen plaatselijke bezienswaardigheden voor, met arabesken in blauw-geel in de rand.
Op het verlaten perron van het stationsgebouw werd onze eerste groepsfoto gemaakt.
Verder met de bus richting Caldas da Rainha waar we incheckten in Hotel Cristal Caldas. Snel werd er van kleding gewisseld want de bus bracht ons voor een diner naar het restaurant São Rafael en Museu Rafael.
Verschillende Portugese en Braziliaanse gasten wachtten ons daar op: Sylvia Athayde, João Castel-Branco, Feliciano David, Susana en Pedro Flor, Ana Paula e Jorge Gordo, Paulo Henriques, José Meco, Maria João Santos Simões Ferreira Real en Fernando Ferreira Real, Vitor Serrão. Onze Portugese vrienden hadden een prachtig cadeau bij zich voor ons Museum: een groot 42 tegels tellend tegeltableau, benoemd als "Silhar de Padrão" vervaardigd in Lissabon, Real Fábrica de Louça (?), 1780-1816. Na een geleid bezoek aan het aanpalend Museu Rafael Bordalo Pinheiro besloten we de avond met een gastronomische maaltijd. Frans Caignie maakte tussen twee gangen door wat publiciteit voor het E.C.T.C. bulletin. De nestor van onze groep, Wim van de Loo, had voor onze Portugese gasten een kleine attentie meegebracht: een in eigen atelier ontworpen faience luciferdoosje met handgeschilderd bloemmotief, een attentie die door onze gasten erg geapprecieerd werd. Het was een genoeglijke avond om onze eerste lange reisdag af te sluiten.
Zondag, 8 mei 2011: in Caldas da Rainha
Na het ontbijt vertrokken we te voet naar het Museu do Hospital in Caldas da Rainha (ziekenhuiskapel 1743/45). Verschillende wanden zijn bekleed met blauwe tegels van Bartolomeu Antunes met o.a. tegels met een kikker. We zagen een rekentafel van de Koninklijke thesaurier voor de vleesrantsoenen van de zieken.Het Museu do Hospital bestaat uit vier locaties:
- Capela São Sebastião met fragmenten uit het martelaarschap van de H. Sebastiaan (1743/45);
- Igreja da N.S. do Pópulo: met geel/blauwe tegels uit 1655 en een altaar met corda seca tegels uit Sevilla +/- 1500;
- het Museum zelf; en
- Thermaalbad van koningin D. Leonor de Bragança, echtgenote van João II.
Caldas da Rainha, wat staat voor "warme bronnen van de koningin", is een kuuroord opgericht door de echtgenote van koning João I ter exploitatie van de zwavelbronnen. Wij bezochten deze locatie waar oorspronkelijke baden nog gevuld worden met medicinaal water.
De ochtend eindigde met een lunch op eigen gelegenheid. Enkelen onder ons maakten van de middagpauze gebruik om het parkje te bezoeken met betegelde constructies 'à la Miró'.
Na de lunch kregen we de gelegenheid om het Museu de Cerámica te bezoeken met een uitvoerige uitleg over de Nederlandse tegels. Nadien ging men op eigen initiatief de stad in ofwel bezochten we met Francine de winkel van de ceramiekfabriek. Een uitgelezen kans om typische ceramiek van deze streek te kopen. Na een flinke wandeling via het park met een rommelmarkt kwamen we aan het station waar prachtige tegeltableaus bevestigd zijn tegen de achterwand van het stationsgebouw. Het zijn producten van de fabriek Aleluia +/- 1924 uit Aveiro.
De wandeling werd besloten in een Pasteleria waar nog druk werd nagepraat. 's Avonds konden we in het hotel genieten van een rijkelijk buffet.
Maandag, 9 mei 2011: via Nazaré, Alcobaça, Pedreiras, Batalha en Atalaia naar Tomar
Voor we Caldas da Rainha verlaten, brengen we nog een bezoek aan het Estação Valado dos Frades met zijn tegeltableaus langs het perron. Deze tableaus van de Fabrica Aleluia uit Aveiro zijn gedateerd 1924.
Terug in de bus richting Nazaré: oorspronkelijk een vissershaven maar sinds het einde van de 18de eeuw uitgegroeid tot een badstad.Wij bezochten eerst de Capela da Memória waarin de legende wordt verteld van de edelman Dom Fuas Roupinho die op miraculeuze wijze gered werd door de Heilige Maagd. Deze kapel is voor een groot deel bedekt met azulejos en we kregen daarover een deskundige uitleg van Johan Kamermans.
Tegenover de kapel staat de Igreja de Nossa Senhora da Nazaré. Deze werd in 1182 gesticht en in de 17de eeuw herbouwd. In deze kerk bevinden zich tegels in aresta-techniek en Nederlandse tegeltableaus met de signatuur van de maker: W. van der Kloet.
Vanuit Portugal werden deze Hollandse tegels besteld voor het transept van deze kerk met o.a. de geschiedenis van Jozef, het leven van David en Jonas met de walvis.Volgens J.M. dos Santos Simões bevinden zich in de archieven van de Real Casa de Nossa Senhora da Nazaré documenten die inzicht geven over de onderhandelingen die werden gedaan betreffende de bestelling van de Nederlandse tegels alsook de originele factuur van de leverancier voor de tegels bestemd voor de Igreja de Nossa Senhora da Nazaré.Aan de epistelkant zien we op de muur scènes uit het leven van David.
Op het paneel rechts, in de hoek, kan men de handtekening lezen van W.v.d.Kloet. Aan de evangeliekant wordt het leven van Jozef weergegeven.
Het Mosteiro de Alcobaça, een indrukwekkende cisterciënzerabdij gesticht in 1147 door Dom Alfonso Henriques waarvan de bouw van de kerk in 1178 begon en in 1223 voltooid, zal onze volgende halte worden. De kerk heeft een indrukwekkend volume met een romaans refectorium met gotisch gewelf. Deze abdij heeft in de loop der eeuwen heel wat toevoegingen ondergaan; de Barokgevel dateert van 1725. Juweeltjes van beeldhouwkunst zijn de gotische graftombes van de hand van onbekenden zoals de graftombes van kroonprins Pedro en Inês de Castro, het legendarische paar met een ontroerend liefdesverhaal. De keuken is in de 18de eeuw herbouwd, waarna de wanden bekleed werden met grijswitte en blauwe azulejos.
In Pedreiras zorgen Maria de Jesus Ferreira & Filhos in hun Churrasqueira voor een uitstekende lunch met gegrilde kip en varkenskoteletten.
Iedereen genoot van het tafelen en de heerlijke gerechten die ons werden voorgeschoteld.
De volgende etappe wordt het Mosteiro de Batalha, een klooster gesticht door koning João I in 1385. De kloosterkerk is een meesterwerk van de Portugese laatgotische bouwstijl en Manuelijnse sierkunst. De Manuelijnse stijl voegde omstreeks 1500 langs de buitenkant een overvloedige decoratie toe met in de grote kruisgang een buitengewoon spel van typische Manuelijnse sierkunst. De kerk wordt de 'kanten zakdoek' van Portugal genoemd.De kloostergangen geven een perfect beeld van de Portugese architectuur en in de kapittelzaal reflecteren de 16de-eeuwse glasramen de sfeer van een rijk verleden.
Tegen 17 uur komen we aan in Atalaia voor een bezoek aan de Igreja Matriz (1528). Een deskundige rondleiding werd gegeven door Vereador (= Wethouder) Dr. Fernando Freire.Het gaat om de eerste tegels met kleuren voordat Nederlandse tegels in Portugal kwamen: primitieve tableaus met voorstellingen uit het Oude en het Nieuwe testament. Het waren geen beroepsschilders. De tegeltableaus dateren van 1630.
We kregen daarna de gelegenheid om kennis te maken met een Bed & Breakfast vlakbij: Casa do Patriarca. We trokken er na de rondleiding in de kerk te voet naartoe en werden verwend met allerlei typische versnaperingen.
Het is al 18u30 als we in Tomar aankomen. Een mooi hotel in een prachtige omgeving. Tomar, de stad van de Tempeliers die de inspiratie gaven voor de naam van ons hotel: Hotel dos Templários. Verschillende leden van de groep hebben ’s avonds nog een wandeling in de stad gemaakt langs gebouwen met art nouveau gevels.
Dinsdag, 10 mei 2011: van Tomar via Figueira da Foz en Bussaco naar Coimbra
Per bus vertrekken we naar het Convento de Cristo.De stad Tomar is omringd door heuvels en boven op een van deze heuvels ligt het Convento de Cristo: een indrukwekkend bouwwerk dat bestaat uit een klooster annex een burcht. Hier had de Portugese tak van de orde der Tempeliers, kortweg “Templários” genoemd, haar zetel in Tomar. In 1312 wordt de gehele orde door de paus ontbonden. In 1319 krijgt koning Dinis toelating om een nieuwe orde te stichten: de orde der Christusridders met als zetel Tomar. Blikvangers zijn de romaanse Charola, het bekende venster van de kapittelzaal in Manuelijnse stijl (met links en rechts motieven uit de scheepvaart en onderaan een portret van een zeeman) en de hoofdkloostergang in renaissance stijl.
De Capela dos Portocarreiros die dateert van 1626 (datum staat op de timpaan van de deur alsook het blazoen van António Portocarreiros) bevat 17de-eeuwse tegelpanelen met diamantmotief en elf vroeg-18de-eeuwse tegelpanelen met voorstellingen uit het leven van de Heilige Maagd en Christus.
De Sala dos Reis is een rechthoekige ruimte bekleed langs beide wanden met witblauwe tegels met geometrische motieven identiek aan deze van de trapzaal.
In de twee kloostergangen die naar de slaapcellen van de monniken leiden, zijn de wanden onderaan versierd met blauwwitte tegels.
We rijden richting Figueira da Foz en tijdens de rit geeft Lejo Schenk ons een interessante lezing over de geschiedenis van het Casa do Paço, een bezoek voor na de lunch.
Figueira da Foz ligt aan de brede riviermonding van de Rio Mondego (vijgenboom – als dat het hier betekent). Achter de haven aan de rechteroever van de Rio Mondego in de “Cidade Antiga” bevindt zich het Casa do Paço. De muren van de salons in dit paleis zijn bekleed met duizenden 17de-eeuwse tegels, waarschijnlijk Rotterdam. Verondersteld wordt (volgens mondelinge overlevering) dat de tegels deel uitmaakten van een lading van een schip dat schipbreuk leed. Deze tegels werden geveild en gekocht door Dom Pedro José de Mello.
Het Casa do Paço werd na 1690 gebouwd in opdracht van Bisschop-Graaf van Coimbra, Dom João de Mello, maar het gebouw bleef na zijn dood in 1704 onvoltooid. Het Casa do Paço werd toegekend aan zijn neef Dom António José de Mello en deze zal zich bezighouden met de voltooiing van het paleis, maar de afwerking zal wegens vertraging nog enkele jaren duren. Zijn erfgenaam en zoon Dom Pedro José de Mello wordt rond 1721 de daaropvolgende bezitter van het Casa do Paço.
Bij onze aankomst in het Casa do Paço worden we verwelkomd door conservatrice Dra. Teresa Folhadela en collega Manuela Silva die samen met ons de prachtige zalen met tegels bezoeken. Er is ook pers, en de volgende dag staat er een uitgebreid verslag met foto van ons bezoek in de Diário de Coimbra.
In zijn boek: "Carreaux céramiques hollandais au Portugal et en Espagne" gaat J.M. dos Santos Simões uitvoerig in op de betegeling van deze zalen en beschouwt het als het omvangrijkste geheel van Nederlandse tegels in hun oorspronkelijke site in Portugal. In 1945 ontdekte men letterinitialen op enkele tegels. Wij hebben er dan ook een heuse zoektocht van gemaakt om deze initialen terug te vinden op de tegels.
In de eerste zaal bestaat de lambrisering uit 11 rijen paarse ruitertegels afgezoomd met een strook blauwe landschaptegels. Bijzondere aandacht gaat naar de tegels met de initialen MR: Maria Regina, PVO: Prins van Oranje, MARIA R: Maria Regina, WR: Willem Rex, FK: Frederik Rex en KR: Karel Rex. In de tweede zaal is de opstelling omgekeerd: de blauwe landschaptegels worden afgezoomd door een kader van paarse ruitertegels.
In de derde zaal treffen we paarse Bijbeltegels aan afgeboord met blauwe landschaptegels.
Tijdens de busrit naar de kapel en het paleis van Bussaco, met hun vele tegels uit verschillende eeuwen, draagt Francine een stuk Portugese literatuur voor: coupletten uit het liefdesverhaal van Inês de Castro door de beroemde dichter Luís de Camões (1525 - 1585), vertaald door Arie Pos. We rijden richting Coimbra waar we inchecken in hotel Astoria aan de voet van de oude stad Coimbra. ‘s Avonds zijn enkelen naar een Fadovoorstelling gaan luisteren. In Coimbra worden de Fadoliederen door mannen gezongen, met muzikale omlijsting van muziekinstrumenten zoals de guitarra en de viola (= klassieke gitaar).
Woensdag 11 mei 2011: in Coimbra
Vandaag blijven we in Coimbra en bezoeken er de boven- en benedenstad.Na het ontbijt trekken we te voet langs de Igreja Sta Cruz, de rua Olimpo Nicolau Rui Fernandes, en langs de Mercado tegeltableaus naar de lift voor de bovenstad.
Coimbra is sinds de 14de eeuw dé universiteitstad van Portugal. Het is een levendige studentenstad en dit aspect heeft het aanzien van de stad bepaald.
Onder de leiding van Dr. Carlos Serra bezochten we in de Universiteit de Bibioteca Joanina (18de eeuw): er worden vleermuizen in de bibliotheek gehouden om de boeken te beschermen tegen insecten. We bezochten ook de andere zalen met o.a. de aula Sala dos Capelos of Sala dos Actos Grandes waar de promovendus zijn doctorshoed (= capelo) ontvangt en de eerstejaars begroet worden bij hun intrede aan de universiteit. De zaal is bekleed met azulejos en heeft een cassette plafond met heraldische motieven.
In de namiddag gaat ieder op eigen initiatief op verkenning naar verschillende bezienswaardigheden met o.a. de kathedraal Sé Velha met azulejos, Casa-Museu Bissaya Barreto met tegels in tuin en hal. Igreja Sta Cruz (1620), Igreja Sta Graça, Quinta das Lágrimas (Inês de Castro).
We hebben ’s avonds een stukje van het studentenleven kunnen meemaken door de sfeer te proeven van de Queima das Fitas (“verbranding van de faculteitslinten”): het betekent het einde van de examens in mei en dit alles wordt uitbundig gevierd door de studenten.
Donderdag, 12 mei 2011: via Aveiro naar Porto
Het is 8u45 als we per bus uit Coimbra vertrekken met als eerste halte de Igreja Sto António dos Olivais 1740 - 1750. Tegeltableaus (1740/50) uit de school van Coimbra geven het levensverhaal van Sint-Antonius die wonderen verricht met o.a. de scène Antonius preekt voor de vissen. Kerk ook met trompe-l’oeils en biechtstoel ingewerkt in de met azulejos betegelde muur. Er zijn tegels aanwezig die ouder zijn dan de kerk zelf: Spaanse azulejos uit de 16de eeuw met islamitische invloeden (loodglazuur, in aresta en corda seca techniek); herkomst Sevilla rond 1500.
Vóór de lunch worden we nog verwacht in het nieuwe Art Deco Museum, Rua João Mendonca, te Aveiro voor een rondleiding met Patrícia Sarrico.
Na de lunch wandelen we samen met Patricía Sarrico en Andreia Vale Lourenço langs de Igreja da Misericórdia, en doorlopen het stratenparcours met o.a. in de Avenida Santa Joana: Antiga Sapatería Leão. De architectuurwandeling eindigt bij het station, waar voor- en achterkant met tegeltableaus bedekt zijn.
Francine heeft voor ons nog een verrassing in petto en we vertrekken voor een drankje naar het huis van tegelvrienden. In een oase van rust genieten we van de prachtige tuin, een hapje en een drankje (espumante), bij een gezellige babbel. De heer des huizes nam een Art Deco tegel in ontvangst van de Vrienden van het Nederlands Tegelmuseum. We nemen nog rustig de tijd om te genieten van het gastvrij onthaal en rond 18.00 uur staat de bus klaar om te vertrekken. De reis gaat nu verder naar Porto waar we logeren in het oudste hotel van Porto: Hotel de Paris, uit 1877. Het is inderdaad even met de koffers slepen vanaf het plein naar het hotel maar de charme van dit hotel maakt het helemaal goed. Op weg naar de restaurants maken we nog een spectaculaire tegelwandeling.
Vrijdag 13 mei 2011: naar Braga en Guimarães, terug naar Porto
Na een goed ontbijt in het hotel bracht de bus ons vanuit Porto naar Braga. We reden langs het Pálacio do Raio, een 18de-eeuws paleis in rococostijl met een helblauwe azulejos-versiering aan de buitenkant.
De Igreja de São Victor is de eerste kerk gebouwd buiten de stadsmuren van Braga en vormt een hoogtepunt in de architectuur van de barokstijl. De huidige kerk werd in 1686 heropgebouwd op de ruines van de oude kerk en bezit waardevolle beschilderde tegels. Binnen de kerk zijn de muren bekleed met 11.700 blauwwitte figuratieve tegels. In het koor stellen de tegeltableaus beelden voor uit het leven van de heilige Victor, een plaatselijke heilige. Verder in de kerk worden er martelaren en heiligen uit de omgeving van Braga op de tegeltableaus uitgebeeld. Men gaat ervan uit dat deze tegels geschilderd werden door de Spanjaard Gabriel del Barco. Het orgel dateert van 1815 en heeft bijna 600 hoornen en pijpen.
Op weg te voet naar het Casa-Museu Nogueira da Silva kwamen we verschillende betegelde huizen tegen. Het Museu Nogueira da Silva is in het bezit van tegeltableaus van Van der Kloet en veel keramiek. Onder begeleiding van Dra Maria Helena Trindade deden we een rondgang in het museum.
Nadien vertrokken we naar Guimarães waar we lunchten in de prachtige Pousada Santa Marinha. We werden er verwend met plaatselijke lekkernijen en koffie. Dit voormalig klooster uit de 9de eeuw (brand in 1951) is gelegen op een heuvel met een prachtig uitzicht op de omgeving. Tijdens onze rondleiding zagen we de vroegere kloostercellen die nu omgebouwd zijn tot stijlvolle hotelkamers. Uiteraard kwamen de tegeltableaus ook aan bod.
We bezochten nog de Igreja de São Francisco waar zich tegels bevinden uit de eerste helft van de 18de eeuw. Deze zijn toegeschreven aan T. dos Santos met voorstellingen uit het leven van de H. Franciscus. Op de terugreis naar Porto bezochten we een Portproeverij bij de firma Croft. Na de gebruikelijke rondleiding mochten we port proeven.
De dag werd besloten met een boottocht op de Douro met de bruggentocht. Indrukwekkend deze bruggen en we hadden geluk met het weer: een boottocht onder een stralende zon!
Zaterdag 14 mei 2011: in Porto
Een ontbijt in Hotel de Paris maakt de dag reeds van bij het begin goed! Na het ontbijt werd er onder leiding van Diana Santos een stadswandeling gemaakt langs betegelde façades, volgens een uitgestippeld parcours.In de hal van het station zijn er tegeltableaus vervaardigd door Jorge Colaço (eerste kwart 20ste eeuw). Een tegeltableau toont koning João I in wapenuitrusting met heraldiek op zijn borst.Andere voorstellingen tonen een religieuze processie - waarschijnlijk in Braga - en de veldslag van Castilië tegen de Portugezen waarin Portugal zich overgeeft aan de koning van Castilië.
De Sé (kathedraal) staat hoog op een granietplateau, de Penha Ventosa heuvel, en is als vestingkerk in de 12de eeuw gebouwd naar een romaans schema: twee torens, een krans van kantelen en in de westgevel een roosvenster. De gotische kruisgang uit de 14de eeuw heeft opmerkelijke 18de-eeuwse tegels waarop taferelen met de verheerlijking van Maria en de Metamorfosen van Ovidius te zien zijn. In de 18de eeuw zijn er barokke verbouwingen geweest. Er werd vooraan een portaal bijgebouwd en de torens kregen koepels. Links van het koor is de Capela Mor met een sacramentsaltaar waar kunstenaars meer dan een eeuw aan gewerkt hebben. Kansel en koorstoelen vertonen een mengsel van renaissance en barok. In de sacristie zijn veel rococo versieringen. Op het ruime voorplein staat een pelourinho, een schandpaal, met een kroon op de spits.
Van oorsprong is de Igreja de Santa Clara een 13de-eeuwse kloosterkerk die in de 15de eeuw herbouwd is. Binnen wordt men geconfronteerd met een overdaad aan 17de-eeuws talha dourada werk, verguld houtsnijwerk in barokstijl. Fotograferen is er echter ten strengste verboden! De tegels mogen we niet bekijken. De voorgevel van de barokkerk Igreja de Santo Ildefonso uit 1730 is later door Jorge Colaço geheel met witte en blauwe azulejos bedekt.
Na de lunch bezochten we de Biblioteca Pública Municipal waar talrijke betegelde panelen maar ook tegeltableaus zijn samengebracht. Vervolgens bewonderden we de geheel betegelde Capela das Almas en de markt.
Op de terugweg naar het hotel ontdekten we nog talrijke Art Deco gevels en moderne tableaus in de drukke winkelstraten van Porto en doken nog even de Metro in.
's Avonds waren we voor het slotdiner samen met onze gasten Carla Kroez, Robert Vonk, Arie Pos en Diana Santos voor een gastronomisch slotdiner in het restaurant Abadia. Een heel gezellige sfeer met o.a. speeches door Ger de Ree en Lejo Schenk om vooral Francine te bedanken voor de fantastische reisorganisatie en reisprogramma. Uiteraard ook onze Portugese vrienden die aan de organisatie van deze reis hebben meegewerkt.
Zondag 15 mei 2011
We genieten van ons ontbijt in Hotel de Paris en ieder gaat zijn weg voor deze vrije ochtend.We vertrekken vanuit het hotel om 12 uur naar het Casa da Música, het enorme concertgebouw met 12 verdiepingen, waarvan drie ondergronds, ontworpen door de Nederlandse architect Rem Koolhaas. In de V.I.P. ruimte bevinden zich kopieën van oude Portugese en Nederlandse tegeltableaus die verwijzen naar de rijke geschiedenis van de Portugezen, die hun paleizen bekleedden met blauwe en witte azulejos. Na een boeiende reis landden we met vlucht TP 652 OPO - AMS veilig terug op Schiphol.
Onze oprechte dank gaat uit naar Francine Stoffels, onze reisleidster, die deze tegelreis met hart en ziel heeft samengesteld en voorbereid en die tijdens de reis ons zo uitstekend heeft begeleid.
De verslagcommissie
- Hedwig Caignie - Van den Eede
- Will van den Berge - Hofstede
- Frans Caignie