bevat artikelen over de volgende onderwerpen:
Fac et spera – Doe en hoop
Het verhaal achter een Leids boekdrukkersmerk op tegels
Leo van Druten en Lejo Schenk
Een bijzondere tegel met een voorstelling van een spittende man, omgeven door twee halve kransen - mogelijk een olijftak en korenaren - en de tekst FAC ET SPERA, wordt nader besproken. Een vergelijkbaar motief is terug te vinden op het zegel van de Hervormde Gemeente in Delft, waarvan een vroege afdruk uit 1589 bekend is. De spittende man (waarin men ook de uit het paradijs verjaagde Adam zou kunnen zien) is op dit zegel afgebeeld samen met het tetragram JHWH, maar zonder het motto ‘Fac et spera’.
De eerste vermelding van dit motto is gevonden in het embleemboek Centuria Secunda uit 1613 van Gabriel Rollenhagen; de prent is gemaakt door Crispijn van de Passe (I) en Jan Janszoon (I). Het motto heeft niet alleen religieuze connotaties, het is ook een verwijzing naar de humanistische opvatting over arbeid als mogelijkheid tot ontplooiing van de mens. Een prent met onderschrift van Claes Jansz. Visscher naar Abraham Bloemaert laat ook een sociaal-kritische interpretatie van deze spittende Adam toe.
Het onderhavige motto wordt teruggevonden als devies van verschillende uitgeverijen. De fameuze Leidse drukker Joannes Maire (1576/1578-1660) maakte het langst gebruik van dit devies; het is aannemelijk dat hij de opdrachtgever voor de tegels was.
Antieke bouwwerken uit het oude Rome op tegels
Jan Pluis
In enkele achttiende-eeuwse series met landschappen komen elementen van Romeinse en Italiaanse architectuur voor. Tal van kunstenaars uit Noordwest-Europa trokken vanaf de zestiende eeuw over de Alpen. Door hun afbeeldingen van de monumenten en oudheden raakte de klassieke vormentaal ook in hun moederland bekend. Op sommige tegels zijn de monumenten goed te herkennen, zoals de Trajanuszuil met de Santa Maria di Loreto en de kerk van San Bernardo alle Terme. De tegels zijn gemaakt in Rotterdam, al in de tijd van Cornelis Boumeester, en korte tijd later ook in Amsterdam. De Utrechtse tegelfabriek Gebr. Ravesteijn heeft eind negentiende eeuw de originele ontwerpen van deze tegels in bezit en voert die opnieuw uit.
De betegelde badkamer van Rambouillet
Johan Kamermans
In het jaarboek (2019) van het Franse nationale keramiekmuseum in Sèvres staat een goed gedocumenteerd artikel over de badkamer in kasteel Rambouillet. Deze liet de graaf van Toulouse in de jaren 1730-1736 aanleggen voor hemzelf en zijn vrouw, met rijke tegelwanden: ruim duizend landschapstegels, vier veelkleurige bloemvaastableaus en twee door Cornelis Boumeester gesigneerde havengezichten.
Renaud Serrette, de auteur van het artikel, toont aan dat de bloemvaastableaus tweedehands zijn verworven ten behoeve van herstelwerkzaamheden in de jaren 1778-1779. Er is ook een tegelvloer, waarvoor tegels uit Valencia besteld zijn. De auteur heeft helaas de recente Nederlandse literatuur gemist, met de inzichten dat niet alleen de havengezichten, maar ook de veelkleurige bloemvazen en de vele landschapstegels door Boumeester zelf geschilderd zijn.
Tegeltableaus met dieren van Gebr. Ravesteijn/Westraven naar litho’s van Joseph Scholz
Jan Pluis
Omstreeks 1900 is er door de Utrechtse tegelfabriek Gebr. Ravesteijn (vanaf 1908 Westraven) een reeks dierentableaus aan het assortiment toegevoegd. Deze tableaus zijn geschilderd naar litho’s van de Duitse uitgeverij Jos. Scholz te Mainz. De vondst van twintig litho’s die afkomstig zijn uit de voormalige fabriek Westraven, deels doorgeprikt om sponsen te maken, was aanleiding om de tot nu bekende tableaus (dertien voorstellingen) eens onder de loep te nemen.
Winkelpuien in bouwaardewerk door De Porceleyne Fles: De Gruyter, BOKA, Zijlstra en Albert Heijn
Bart Verbrugge
In de jaren 1918-1940 vervaardigde De Porceleyne Fles circa 130 winkelpuien in bouwaardewerk voor de kruidenierswinkels van De Gruyter. Van deze winkels ontwierp de huisarchitect Welsing (1858-1942) er tot 1928 circa 55. Hij werd opgevolgd door de architect Wilschut (1905-1961). De tegels voor de meeste winkelpuien hebben een helderblauw glazuur met een vlekkerig effect; de firmanaam is in gouden letters. Tot en met 1924 werden de puien uitgevoerd in een gestileerde historiserende stijl, vervolgens in art-decostijl en vanaf 1934 in een sobere modernistische stijl. Twee andere winkelketens, Zijlstra en Albert Heijn, maakten ook gebruik van keramische winkelpuien, deels vervaardigd door De Porceleyne Fles, evenals BOKA, een goedkopere formule van De Gruyter. Na 1945 verdwijnt de toepassing van bouwaardewerk voor nieuwe winkelpuien.
Veel oude winkelpuien zijn gesloopt na het faillissement van De Gruyter in 1977, circa vijftig zijn bewaard gebleven. Eveneens zijn er vijf keramische winkelpuien van Albert Heijn en drie van Zijlstra bewaard gebleven.
Vader Cees en zoon Arno van Sabben: over het familiebedrijf van een leraar en een danser
Lejo Schenk
Redacteur Lejo Schenk ontmoet de 88-jarige Cees van Sabben en zijn jongste zoon Arno. Cees verruilde zijn onderwijsloopbaan voor een carrière als handelaar in antieke tegels. Hij dreef zelfs jarenlang een gespecialiseerde veiling. Ook begon hij in opdracht van anderen tegels uit panden te verwijderen of te herplaatsen. Arno, die een getalenteerd klassiek danser was, assisteerde hem van jongs af aan en besloot het bedrijf van zijn vader voort te zetten. Daarbij ligt nu het accent vooral op het conserveren van grote keramische werken uit de twintigste eeuw, die vaak met sloop bedreigd worden. Vader en zoon praten beiden openhartig over hun werk, hun kijk op het leven en – uiteraard - over tegels.