A- A A+

Vrienden Nederlands Tegelmuseum

vruchten.jpg

Tegel 46bevat artikelen over de volgende onderwerpen:

Knip, klepkooi, kruk: over vogelarij op tegels

Lejo Schenk

Eeuwenlang zijn vogels gevangen, voor de sier of voor consumptie. Nederland kent een rijke grafische traditie op dit gebied, en wie goed oplet herkent deze ook op tegels.
Op de jaardag van de Vrienden in 2016 werd een tegel getoond met een boom waarin een kooitje hangt, met vogels erin en erop. Oud-museumdirecteur Piet Bolwerk herkende dit als een klepkooi met een lokvogel. Verder onderzoek leidt naar tegels met het kinderspel vogels vangen, tegels met een uil op een kruk als lokvogel, lijmstokken, netten, kooitje in een boom, waarmee een vrijwel vergeten deel van onze cultuurgeschiedenis weer in beeld komt.

Haardstenen met heiligen

Minne Iedes Nieuwhof

In de zestiende en vroege zeventiende eeuw, voordat wandtegels op grote schaal gemaakt werden, werd de achterwand van de haard vaak opgebouwd uit ‘haardstenen’, gebakken stenen (10 x 13 à 16 cm groot, ca. 5 cm dik) met een voorstelling in reliëf. Deze werden veelal gemaakt in de omgeving van Luik en Antwerpen.
De voorstellingen werden in spiegelbeeld uitgesneden in houten mallen, waarin de klei gedrukt werd. In dit artikel worden voorstellingen van heiligen beschreven. Vooral Sint-Hubertus en Sint-Joris komen geregeld voor op haardstenen; van de deksteen met Sint-Maarten is er maar één bekend.

Prent en Tegel
Een fort met veel kanonnen

Marten Boonstra

De auteur verwierf enkele jaren geleden een tweetal landschapstegels met een opmerkelijke voorstelling: een fort waaruit kanonnen zichtbaar zijn, omringd door water. De tegels van het type landschap in achtkant met boogjes (DNT B.12.00.17) zullen in de jaren 1730-1760 in Rotterdam gemaakt zijn, het fort is ook met andere omlijstingen en hoekmotieven geschilderd.
Een zoektocht naar de intrigerende voorstelling leidde naar een afbeelding van fort Rammekens, gebouwd aan de Westerschelde ter bescherming van de vaarroutes naar Middelburg en Antwerpen.

Jos Merckelbagh (1857-1922)

Jan Pluis

De kunstnijveraar J.W.N. (Jos) Merckelbagh is vooral bekend als lederciseleur, maar was ook plateelschilder, in 1884 bij De Porceleyne Fles in Delft, daarna enkele jaren in Berlijn. In 1890 volgde hij op de School voor Kunstnijverheid te Utrecht een cursus ‘Vaktekenen (tegelwerk).’ Hij voerde dat jaar 28 tegeltableaus uit voor de herensociëteit Sic Semper. Zowel de tableaus als het gebouw waren ontworpen door zijn schooldirecteur P.J. Houtzagers. Met welke tegelbakkerij hij samenwerkte, in Utrecht of Harlingen, is niet bekend.
Dit artikel toont aan dat ook blauw-witte tegels met het monogram JM in een vierkant toegeschreven moeten worden aan Merckelbagh. Bovendien hebben enkele sponsen van de aardewerkfabriek Tjallingii in Harlingen, die bewaard worden in het Fries Museum, de signatuur ‘Merckelbagh’ of ‘JM’. Deze vondst nodigt uit om de relatie tussen Merckelbagh en de Harlinger tegelfabrieken verder te onderzoeken.

Tegelplaten boven water, deel 1
Ss Lapland

Dr. W.S. van der Boor

De groei van het intercontinentale reizigersverkeer tegen het einde van de negentiende eeuw leidde tot de bouw van grotere passagiersschepen, met voorname verblijfsruimten voor passagiers van de eerste klasse. Vele ontwerpen voor scheepsinterieurs van de scheepswerf Harland & Wolff in Belfast werden geleverd door de Haagse fa. H.P. Mutters. Deze bestelde grote, veelkleurige tegelplaten uit één stuk bij de Delftse fa. Joost Thooft & Labouchère, ook bekend als de Porceleyne Fles.
In 1908 werden zo 31 platen met stadsgezichten uit Engeland, België en de Verenigde Staten geleverd voor het ss Lapland, dat tot 1933 voer voor de vanuit Antwerpen actieve rederij Red Star Line. De hier gepresenteerde platen van Newcastle en Plymouth moeten tot deze bestelling behoord hebben, de rest is vooralsnog spoorloos.
In een tweetal volgende artikelen worden andere tegelplaten van de Porceleyne Fles voor scheepsinterieurs besproken.

Decoratieve grestegels van Rozenburg (1904-1914)
Een decennium jugendstilarchitectuur- deel 2

Arno Weltens

De Haagse plateelbakkerij Rozenburg maakte in de jaren 1904-1913 een nieuw type weerbestendige tegel dat gres genoemd wordt, een keramisch product dat geen vocht opneemt. De stichting Behoud Nederlandse Jugendstilarchitectuur heeft in de afgelopen jaren een inventarisatie gemaakt van circa 1.750 jugendstilpanden. Dit tweede artikel biedt vanaf 1908 het chronologisch en volledig overzicht van alle panden in dit bestand waar nog steeds grestegels in de gevels verwerkt zijn. Deze panden staan in het hele land, onder meer in Den Haag en Haarlem.
Een aanvullende lijst noemt toepassingen van gres in gebouwen die niet tot de jugendstil horen.

Een onbekend ontwerp van plateelbakkerij De Distel?
Villa Serphos in Enschede (1910)

Leon Brokers

De villa die Izak Serphos (1858-1920) in 1910 had laten bouwen in Enschede is vanaf 1939 bijna zeventig jaar een natuurhistorisch museum geweest. Na een periode van leegstand en herstel, is het tegenwoordig in gebruik als representatieve locatie van Hogeschool Saxion. Het is een mooi voorbeeld van hoe een historisch interieur kan worden aangepast aan de vereisten voor hedendaags gebruik, met behoud van de oorspronkelijke elementen.
Het decoratieve tegelwerk van rond 1910 dat is aangetroffen in de voormalige badkamer en keuken vertoont een opvallende overeenkomst met de ontwerpen van Bert Nienhuis voor De Distel uit die tijd. De decors staan echter niet in de bekende catalogi, waardoor een toeschrijving allesbehalve zeker is.

Frans Caignie: ‘Elke tegel die nu boven de grond komt, zie ik als eerste.’
Een trotse Antwerpenaar ontmoet fietsend in Friesland de tegel

Lejo Schenk

Redacteur Lejo Schenk interviewt Frans Caignie, die sinds 1990 belangrijke bijdragen heeft geleverd aan het werk van de Stichting Vrienden Nederlands Tegelmuseum. Ook is hij een onvermoeibaar onderzoeker en documentalist van de vroege Antwerpse tegel- en majolicaproductie.

Frans en zijn vrouw Hedwig ontmoetten elkaar tijdens hun studie in Antwerpen. Op fietsvakanties in het noorden van Nederland kwamen ze in aanraking met de tegelcultuur. Frans begon een bescheiden verzameling, en werd in Otterlo lid en bestuurder van de Vrienden. Hij zette onder meer de European Ceramic Tile Circle op en startte het Vriendennieuws, evenals de digitale registratie van tegels in situ.] Na zijn bestuursperiode bij de Vrienden ging hij zich in hoofdzaak wijden aan het onderzoek naar Antwerpse tegels. Hij heeft een aantal interessante ontdekkingen gedaan en een persoonlijke database ontworpen waarin hij alle bekende vroege Antwerpse tegels en scherven documenteert. Met dit werk hoopt hij nog tot 2020, zijn 75ste levensjaar, door te gaan.

Antwerpse majolicahuisnaamplaten: De ‘Penseeblom’ teruggevonden

Frans Caignie

In het overzicht van de Antwerpse majolicahuisnaamplaten in Tegel 45 (2017) stond één plaat die alleen uit de literatuur bekend was en waarvan voor het eerst een oude foto gepubliceerd werd. Of deze plaat, met opschrift ’Dit is in pense blom’, de sloop van het huis Sint-Jacobsmarkt 96 in 1971 overleefd had, en waar deze zich dan zou bevinden, was onbekend. Voortgaand onderzoek naar familie van de toenmalige huiseigenaar Stoelen leidde naar de huidige verblijfplaats, zodat de plaat nu goed gedocumenteerd kon worden.

De tegelvloer van Fano: een aanvulling

Redactie Tegel

In Tegel 43 werd de majolicategelvloer uit de Santa Maria del Riposo (1503) in Fano (Italië) beschreven. De tegels zijn rond 1900 verkocht, vernield of gestolen. Wat bewaard bleef is verspreid geraakt over vele collecties. Claudio Paolinelli (Universiteit van Urbino) documenteert alle tegels die hij kan terugvinden. Een Nederlandse verzamelaar heeft ons nu foto's gestuurd van vier tegels uit zijn collectie, ter aanvulling van deze documentatie.      

Top