A- A A+

Vrienden Nederlands Tegelmuseum

panorama.jpg

VALENCIA 2022: CERAMIEK,CALATRAVA EN CULINARIA

Verslag van weer een geslaagde tegelstudiereis

Dag 1: verzamelen (10 mei)
Dertig tegelvrienden meldden zich op de avond van 10 mei aan de dinertafels van het NH-hotel in de mooie Spaanse stad Valencia, tevens hoofdstad van de gelijknamige “autonome” regio. De meesten waren die middag samen vanuit Schiphol aangevlogen, enkelen kwamen vroeger of later op eigen gelegenheid.01 Calatrava klein3
Ons onderkomen lag net buiten het historische centrum, maar op steenworp afstand van het ontwikkelingsgebied in een drooggelegde rivierbedding waar de wereldberoemde architect Calatrava, zoon van deze stad, een aantal iconische gebouwen heeft gecreëerd. Dit park op zich is al een bezoek aan Valencia waard.
Maar daarnaast wachtte ons, naar zou blijken, een rondgang langs historische gebouwen, huizen, kerken en musea die samen een beeld geven van de eeuwenlange keramiektraditie in deze regio. Valencia was daarvan het middelpunt, maar meerdere plaatsen daar omheen, zoals Manises en Paterna, hebben evenzo furore gemaakt in de geschiedenis van gebruiksaardewerk en tegels.

Dag 2: Valencia te voet (11 mei)
‘s Ochtends gingen we als groep op pad, lopend naar het centrum, waar we verwelkomd werden door Dr. Jaume Coll Conesa, directeur van het Museo Nacional de Cerámica y Artes Suntuarias “González Martí”. Alvorens zijn museum te bezoeken nam hij ons mee naar een aantal gebouwen in de binnenstad. De eerste rondleiding ging naar het Palau de la Generalitat, een oorspronkelijk gotisch gebouw daterend uit 1420, in de zestiende eeuw uitgebreid. Zowel het oorspronkelijke koninkrijkje Valencia als de latere regionale regeringen en het hedendaagse bestuur van stad en regio vonden hier hun residentie. In de “gouden hal”, waar in de vijftiende eeuw de bestuurders samenkwamen, is de vloer belegd met blauw-witte tegels uit Manises, in de bekende middeleeuwse gótico mudéjar-stijl. (Met mudéjar wordt de islamitische bevolking in christelijk Spanje bedoeld. Deze naam wordt ook gebruikt voor de typerende decoratieve stijl die vervolgens in Spanje en Portugal ontstaat. De tegeldecors zijn een voortzetting van de tegelmozaïeken waarmee bijvoorbeeld het Alhambra in Granada bekleed is.) Voor het allergrootste deel echter zijn deze tegels volgens Jaume Coll replica’s van rond 1940. Ook de prachtige vierkante plafondkussens zijn een fusie van renaissance en mudéjar. 02 Generalitat 300Maar voor ons gezelschap het meest interessant bleek de Grote Zaal. Rondom bevinden zich daar tegellambriseringen die een Spaanse adaptatie zijn van de vroege Antwerpse tegels. Onze gids noemde bij deze connectie expliciet de naam van Cornelis Floris (men spreekt ook wel van de Florisstijl). De betegelingen hier, met gecentreerd in medaillons Bijbelse scènes, zijn echter in Toledo gemaakt. En zelfs gesigneerd door de artiest: Jose de Oliva – Toledo. 
Verder ging de tocht. Eerst even langs de vroegere San Andrèskerk, nu San Juan de la Cruz geheten, die onderdeel uitmaakt van het Museo Nacional de Cerámica. 03 Sint Andreuskerk 300Daar wees Jaume op vroege zeventiende-eeuwse Valenciaanse tegels met bloempanelen achter het altaar.
Maar de meeste betegelingen zijn hier achttiende-eeuws, met name landschapstaferelen. De formaten van die tegels zijn 20 x 20 centimeter, terwijl de vroegere 13 x 13 meten. Jaume vertelde ook dat de allervroegst bekende Valenciaanse keramische producten in wit, groen en paars werden uitgevoerd. Manises was toen nog het centrum waar het beroemde lusterglazuurwerk vandaan kwam. Valencia nam pas in de achttiende eeuw die dominante positie in de regio over. Een belangrijke producent was bijvoorbeeld de fabriek Vicente Navarro in de Coronastraat, waar in een Italiaanse stijl werd gedecoreerd, zoals ook deze barokke voormalige San Andrèskerk bewijst. Opvallend aan de landschapstableaus vonden enkelen onder ons het sterke doorschijnen van de kleur groen in die taferelen. Jaume vermoedt dat die kleur nogal royaal werd gebruikt omdat er veel van was, vanwege het op grote schaal produceren van groen monochroom vaatwerk in die tijd.
Jonge priesters
Volgend doel: het gebouw en museum van het Patriarchaat, gebouwd tussen 1586-1615 door Juan Ribeira: afkomstig uit Sevilla, politiek-militaire leider, aartsbisschop van Valencia, de titel patriarch van Antiochië voerde, en die Thomas More tot zijn vrienden rekende. Het complex oogt als een enorm vierkant blok, maar van binnen is het ruimtelijk, met een kerk, kapellen en studiegebouwen rondom de pandhof. De kloostergang/kruisgang is bekleed met enorme tegellambriseringen in cuerda seca- en cuenca-techniek 04 patriarchaat 300. Deze zouden volgens onze gids ter plaatse zijn geproduceerd door een drietal tegelmakers uit Talavera de la Reina (Talavera, nabij Toledo in het hart van Spanje, is eveneens een beroemd keramiekcentrum). In dit Patriarchaatsgebouw, ook wel het Koninklijk Seminarie genoemd, begonnen in de vroege zeventiende eeuw de eerste priesterstudenten aan hun opleiding. Ook heden ten dage is dat nog zo. Het gebouw bevat een beroemde bibliotheek met een van de grootste Bijbelcollecties in Europa. In de grote kapel zijn schilderijen van Francisco Rebalto, sterk geïnspireerd door Caravaggio. In een andere kapel hangen enorme gobelins met voorstellingen van de Bijbelse parabel over de werkers in de wijngaard. Deze tapijten zijn gemaakt in Tournai (Doornik). Indrukwekkend is ook de collectie van het Patriarchaatsmuseum, vol Andalusische barok, maar ook met werken naar grote voorbeelden als Van der Weyden, El Greco en Caravaggio.
Fijnproeven en weer verder
Met onze hoofden uitpuilend van de beelden en verhalen, en de Spaanse zon brandend op onze wangen begonnen we aan een forse wandeling naar een restaurant voor de lunch. Onze reisorganisator, bestuurslid en penningmeester Mark van Veen, zelf een vaardige kok, had voor deze week een aantal culinaire attracties van de bovenste plank geselecteerd. Dat bleek toen we in Restaurante Blanqueries een fijnproeverslunch van sterrenniveau kregen voortgezet.
Verkwikt door spijs en drank moesten we daarna nog een programmapunt afwerken: het bezoek aan het Museo Nacional van gastheer Jaume. Dit breed opgezette keramiekmuseum, met al zijn stijlkamers, thematische zalen, interieurreconstructies en specialistische verzamelingen is gebaseerd op de collectie aardewerk en verwante kunst die de naamgever, verzamelaar en stichter Manuel González Martí (1877-1972), in 1947 doneerde. Ook het pand gaf deze mecenas er bij. Het oorspronkelijk gotische gebouw uit de vijftiende eeuw, bewoond door de markies de Dos Aguas, werd in de achttiende eeuw van een indrukwekkende rococostijl albasten voorgevel voorzien, die de twee riviergoden toont. 05 facade 300 Daarna is het nog vele malen verbouwd en heringedeeld. Desondanks zijn de looproutes complex, en moeten er heel wat trappen bedwongen worden. Maar er is dan ook geweldig veel moois te zien. Als we ons beperken tot de keramiek en de tegels, dan valt het oog al snel op een mooie collectie Aziatische keramiek. Deze presentatie toont een deel van achthonderd stukken die zijn geschonken door het Nederlandse echtpaar Helen Drenth en Tijmen Knecht. Ook fraai is de vitrine met het fijn beschilderde serviesgoed van de Koninklijke Alcora plateelfabriek, zo’n 90 kilometer verwijderd van Valencia. Tegels bevinden zich voornamelijk op de tweede verdieping, waar informatie over de productieprocessen wordt aangeboden, en zaal-na-zaal een tocht door de keramiekgeschiedenis van prehistorie tot de eenentwintigste eeuw gemaakt kan worden. Keramiek en tegels uit de vroege Spaans-Moorse periode, gevolgd door de christelijke mudéjartijd, middeleeuwen, renaissancetijd, en de bloeiperiode van de Valenciaanse productie in de achttiende eeuw. Een gereconstrueerde betegelde keuken met een bont palet aan tableaus is daarvan een overtuigend voorbeeld. Ook een complete in blauw op wit tinglazuur uitgevoerde vloer van vele vierkante meters oogt fantastisch. “En daar hebben we er nog een heleboel van in het depot liggen”, vertelde Jaume. “In Valencia waren immers tot in de negentiende eeuw alle vloeren betegeld”. Maar het hart van deze verslaggever klopte toch het meest bij de vitrines vol vroege blauwe gótico-tegels met familie- en andere wapens, gildetekens, memento mori-afbeeldingen, arabesken en geometrische motieven. Of bij het plafond met tientallen verschillende “socarrats”. Dit zijn langwerpige, zeer vroege (dertiende-veertiende eeuwse) tegels die met hun eenvoudig beschilderde decoratie naar beneden, tussen de balkjes werden gelegd.  Over de gótico-tegels vernamen we trouwens nog dat het museum proeven heeft laten doen naar de samenstelling van het kobaltblauw, om daarmee de leeftijd van deze tegels te kunnen verifiëren.

Dag 3: In de bus naar Onda (12 mei)
De door Mark bestelde touringcar stond keurig op tijd voor het hotel te wachten. De logistieke planning klopte, en dat zou alle volgende dagen ook zo blijven! Eerst werden we afgezet aan de rand van het centrum bij Casa Museo Benlliure. 06 reclametableau Philips 1 300Maar dat moest even wachten toen het oog van ons gezelschap viel op een gigantische, uit tegels bestaande wandreclame op een muur aan de straat. En laat het nou ook een Philips-reclame wezen… Dat was fotograferen geblazen. Het huis van de familie Benlliure biedt ook voor de minder in tegels geïnteresseerde bezoeker genoeg te beleven. Vader José Benlliure y Gil (1855-1937) en zoon José Benlliure Ortiz (1884-1916) waren beiden schilder, de vader meer oriëntalistisch van stijl, de zoon, bijgenaamd Peppino, impressionistischer. In het woonhuis met zijn negentiende-eeuwse interieur is de tijd stil blijven staan. En ook zijn er tegels. 07 Casa Museo Benlliure 300Maar veel meer tegels vinden we buiten, op de muren langs de verstilde binnentuin. Haast alsof ze wat uitgestrooid zijn. Ingemetseld, soms ook op een bankje of in een voetpad. Losse tegels, tableaus, charmante fragmenten van tableaus. Het meeste komt uit de tijd van de verzamelaars, zelf. Maar er zitten ook achttiende-eeuwse tegels bij, en zelfs wat vroegere enkelingen. Een tuin om in te mediteren, en een enkeling onder ons deed dat daadwerkelijk.  Verrassend was ook het intacte schildersatelier achter in de tuin. De ezel, de tabouretstoel voor het model, en alle materialen stonden er nog alsof het gisteren was. En dwalend door dit gebouwtje kwam je overal de kleine collecties van deze verzamelaarsdynastie tegen: boeken, meubelen, arabica, Romeinse fragmenten, aardewerk, en zelfs, in een hoek van een oud vitrinekastje, nog een paar intrigerende zeer vroege zeshoekige tegels. Zoals vaker op deze reis leidde dat tot veel discussie en giswerk. Maar voor we er uit waren wachtte de bus alweer…
De chauffeur bracht ons vervolgens naar het Castell d’ Alaquàs uit de zestiende eeuw. Een Valenciaans kasteel dat grotendeels vervallen was, maar nu functioneel gerestaureerd door de overheid. We troffen er, naast lambriseringen van arista-tegels, vloeren aan van roodbakkende gemengd met blauw-witte gótico-tegels uit Manises. Naast de vertrouwde memento mori-motieven van zon en maan, rozetten en gestileerd blad, herkenden sommigen ook de tegels met torentjes en adelaars: de wapens van de families Torres en Aguilar. 08 kasteel Alaquas adelaar uitsnijden.300 Dit was het familiekasteel, en het lijkt er op dat in de periode van verval veel van deze tegels gesloopt, verkocht en in verzamelingen terecht gekomen zijn.
Museum tussen moderne industrie
Verder ging de reis: een lange rit naar Onda, zo’n 70 kilometer boven Valencia. Doel: het tegelmuseum Fundacion Museu del Taulell Manolo Safont (taulell= tegel, M. Safont richtte het museum in 1968 op). Onda is hèt centrum van de moderne Spaanse tegelproductie, 92% van de Spaanse tegels komt tegenwoordig uit deze stad. We reden zeker een half uur lang tussen alleen maar enorme fabriekshallen en opslagterreinen. De klei die dit gebied geschikt maakt voor drie eeuwen continue productie komt uit de bergen en heuvels in de buurt. Het museum, dat 80.000 objectnummers telt, ligt midden tussen deze onafzienbare bedrijfsterreinen. De reisleider had ook een lunch gereserveerd in een balzaal van een restaurant waar dagelijks massaal gegeten wordt door de werkende klandizie van deze omgeving. Zo maakten we kennis met de industriële lunchcultuur: grote borden voedzaam eten van een prettig landelijk karakter. Ruim besprenkeld met rood, wit en water. Het begon te wennen, die lunches om een uur of twee met daarna nog een flink stuk programma voor de boeg.
In het museum werden we hartelijk ontvangen door de directeur en twee medewerkers. We troffen een helder opgezet, modern museum aan met een duidelijke verhaallijn 09 museum Onda 300, waar centraal uiteraard de bontgekleurde Valenciaanse tegel staat. Evenals elders wordt ook hier gewezen op de komst van de Italiaanse plateelschilder Francisco Niculoso Pisano, die leefde van ongeveer 1470-1529, naar het Zuid-Spaanse Sevilla. Hij bracht de kleuren van de renaissance naar het Iberisch schiereiland. In de achttiende eeuw werden die kleuren in alle uitbundigheid zichtbaar op de tegels van  Valencia, waar de tot welvaart komende bourgeoisie niet ophield tegels te bestellen voor het bekleden van keukens, vloeren, wanden, balkons en trappen. De maat van de tegels ging in die periode naar 20 x 20 cm. Ook veel religieuze voorstellingen werden er geproduceerd, vanwege de sterke volksdevotie en de ongeletterdheid van het grootste deel van de bevolking. In de pre-industriële periode werden de decoraties simpeler, en in de negentiende eeuw ging men op grote schaal werken met sjablonen.
In de grote, lichte museumhal worden al deze ontwikkelingsfasen en toepassingen van de Valenciaanse tegels overzichtelijk in volgorde gezet. Zo zagen we opmerkelijke grafplaten, reclametableaus, en boeiende pogingen om aan te sluiten bij de art nouveau, die hier modernismo valenciano genoemd wordt. Ook zijn er aparte vitrines voor wat buitenlandse collecties. Daaronder een heel aardige met Engelse tegels, geschonken door onze vriend Hans van Lemmen, die in dit museum op handen gedragen wordt. Er is ook een kleinere tafel met een niet erg representatieve Nederlandse collectie. Onda zou wel een Nederlandse mecenas kunnen gebruiken!
Achter in deze grote hal is er een speciale presentatie van de modernste technieken waarmee de omringende bedrijven, waarvan er overigens vele in buitenlandse (bijvoorbeeld Arabische) handen zijn, nu produceren. In Onda en omgeving zijn vandaag de dag maar liefst 250 bedrijven werkzaam. In 1920 waren dat er dertig. Op de benedenverdieping wordt een indringend beeld gegeven van hoe het er in de tegelfabrieken van de afgelopen anderhalve eeuw toe ging.
Tijdens het bezoek kwam ook de wethouder van Cultuur ons begroeten. Uiteraard wenste zij door de meegekomen fotograaf met een delegatie van de groep geportretteerd te worden. En bij het afscheid kreeg elke deelnemer van de directeur persoonlijk een tas met boeken en documentatie overhandigd. Evenals met het museum in Valencia is ook hier voor het Nederlands Tegelmuseum een mooie relatie ontstaan.

Dag 4: Manises (13 mei)
In een half uur bracht de bus ons naar het fameuze stadje Manises, feitelijk opgeslokt door de agglomeratie Valencia. Manises roept bij keramiek- en tegelliefhebbers onmiddellijk associaties op met het beroemde Spaans-Moorse lusterglazuur dat schotels en tegels de rijke glans van edelmetaal geeft. Deze traditie is dan ook door de UNESCO tot werelderfgoed uitgeroepen. Met een jaarlijks feest, waar soms meer dan honderd keramisten aan bijdragen, wordt gevierd dat men hier al sinds de veertiende eeuw aardewerk produceert.
Ons bezoek aan de stad begint bij het toerismebureau. Niet alleen omdat dit huist in een voormalige tegelfabriek die aan de buitenwanden uitbundig van blauw-witte barokke keramische decoraties is voorzien 10 Manises toerismebureau 300, rococo die later een succesvol product van Manises wordt, maar we kwamen ook voor een tentoonstelling  van oude fotocamera’s, naast een expositie van foto’s door José García Planells. Deze fotograaf bezocht midden twintigste eeuw de tegelfabrieken die toen nog werkten, fotografeerde de werkprocessen en de mensen, en maakte bovendien vanaf de jaren ’70 van de twintigste eeuw kleurenfoto’s van de eindproducten. Voor onderzoekers een heel interessante bron, betoogde medereiziger Mario Baeck.
Eenmaal buiten stond gids Lucrezia ons op te wachten voor een korte wandeling door Manises. 11 Manises Jambas 300Een interessant fenomeen zijn  de portaallijsten rondom de voordeuren van de huizen (in het Spaans: de “jambas”), die op veel plaatsen helemaal met tegels verfraaid zijn, in allerlei stijlen.
We bezoeken de Johannes de Doperkerk (San Juan Bautista), gebouwd in de achttiende eeuw, met een latere buitenkoepel van driemaal gebrand goudluster, gemaakt in het Perzië van de negentiende eeuw. 12 Manises laatste avondmaalRond het altaar treffen we zeer opvallende, glanzende zwart-witte tegelplaten met zeer fijn geschilderde afbeeldingen naar Doré, El Greco en anderen. Ze zijn eind negentiende eeuw gemaakt in de zg. “barbotine”-techniek. Verder valt in deze kerk een reusachtig tegelpaneel op met een afbeelding van het Laatste Avondmaal, geschilderd door Arturo al Mar. 
Nog een museum
De gids zette ons af bij het Museu de Ceràmica de Manises. Het museum is in verbouwing, maar er blijft genoeg te zien. Het museum toont stukken vanaf de veertiende eeuw, vrijwel alles in Manises gemaakt. Het werken met luster is door de geschiedenis heen een rode draad gebleven, wordt ons verteld. De historische collectie is fenomenaal. Een grote variëteit aan gótico-tegels, ook in een gereconstrueerde vloer. Prachtige, zeer vroege socarrats met alleen Arabische godsdienstige teksten er op. Een zeer fraai tegelveldje met bonte vogels, uitbundig Valenciaans, het hield niet op. Daarnaast heeft het museum een presentatie over de milieu-impact van de keramische bedrijfstak (“we leefden onder rookwolken en donkere lucht”). En tenslotte is het betrokken bij de keramiekbiënnales die de stad organiseert. De tijd is te kort om het allemaal op te nemen. We moeten door…
Naar de tegelfabriek van José Gimeno Martínez. Een pottenbakker demonstreert ons het maakproces van een middeleeuwse schotel, die later gedurende acht tot tien uur op duizend graden zijn eerste brand zou krijgen. 13 Manises pottenbakker 300 In dit bedrijf kunnen ze alles kopiëren, zegt men. Het bewijs zien we even later als we in een opslagruimte Nederlandse zeventiende-eeuwse tegels op stapeltjes zien liggen, die bedrieglijk perfect zijn geïmiteerd. Toch is het mooi dat zo’n klein familiebedrijf al een paar generaties overleeft. In de toonkamer en verkoopafdeling zagen we met eigen ogen de honderden verschillende hoogwaardige producten die hier door een paar mensen worden gemaakt. Het is ze zeer gegund. En passant leerden we in dit bedrijf ook nog een nieuw Spaans tegelwoord: contrahuelles de escalera! Het zijn de rechthoekige tegels waarmee de voorkanten van traptreden worden bekleed. Vaak hebben die goed uitgewerkte voorstellingen.
Ook hier in Manises was de lunch om twee uur weer een belevenis. We hoefden maar een paar minuten te lopen naar het gebouw van een oud aardewerkfabriekje, dat smaakvol is omgebouwd tot een smetteloos restaurantje. We aten er onder andere de huisspecialiteit: patatas bravas. Niet verkeerd…
Terug in Valencia splitst de groep zich. Wie wilde, kon zelf op pad gaan, naar park, strand, hotel of winkelstraat. Wie interesse had , kon onder de vleugels van Mark een aantal in tegels handelende antiquairs bezoeken. Een tiental deelnemers had daar wel zin in. En ofschoon het aanbod niet bijster groot was, werden er toch een paar aankoopjes gedaan.

Dag 5: nog meer Valencia (14 mei)
De door Mark voor vandaag gecontracteerde gids Fleur kon door overmacht haar taak niet vervullen. Onze reisleider Mark zal nu zelf de geplande stadswandeling langs een aantal bijzondere objecten leiden. We startten gemotoriseerd: om 09.30 vertrokken we in een stoet van taxi’s naar het eerste doel: bezichtiging van het art nouveau-monument Estació del Nord. Dit prachtige gebouw, dat best een “Gesamtkunstwerk” genoemd mag worden, werd gerealiseerd tussen 1906 en 1917. Naast de hoofdingang aan het grote plein buiten bewonderden we twee fraaie glasmozaïeken van de Franse broers Mauméjean. 14 Noordstation Albufera 300Binnen, in de rechtervleugel van de hal, een tableau in tube-lining van het atelier Valencia Industrial; en rondom de grote klok een tableau met afbeelding van het waterlandschap van de Albufera van Valencia.   De grote wanden in de hal zijn afgewerkt met mozaïek van monochrome scherven, zoals ook te zien in het beroemde muziekgebouw Güell. De hier zichtbaar gebruikte techniek om grote oppervlaktes mozaïek in delen in het atelier te maken en ze daarna pas op de definitieve plek aan te brengen, werd eind negentiende eeuw ontwikkeld door Giandomenico Facchini (1826-1903; met dank aan Mario Baeck die dit bleek te weten). De grote stationshal met zijn prachtige centrale lantaarn, de symmetrische rij loketten, in licht hout uitgevoerd, het in mozaïek gezette tekstbordje met “goede reis” in een veelvoud van talen tussen die loketten in: het is allemaal van een rustige schoonheid in vanzelfsprekende samenhang. Een wereldmonument.
Honden van de Heer
Vanuit het station lopen we naar de parochiekerk El Pilar. Deze in barokke stijl uitgevoerde kerk dankt zijn naam inderdaad aan een mystieke pilaar die in een klein kamertje achter het hoofdaltaar gezien kan worden. 15 Honden van de Heer 300De in de kerk dienstdoende priester lukte het niet helemaal om ons het verhaal erachter op te helderen. Maar de meeste vragen over rooms-katholieke tradities en symboliek wist hij geduldig te beantwoorden. Niet in het laatst omdat hij een groot fan bleek van de Nederlandse voetballer Arjen Robben. Hij bevestigde ook dat het bijzondere tegeltableau links in de ingang van de kerk te maken had met de kloosterorde van de Dominicanen. Op het tableau zien we een wereldbol met daarop een kruis geplant en een rozenkrans er omheen, het geheel bewaakt door twee Honden van de Heer: Domini Canus.  
De volgende wandeletappe eindigde bij het Zijdemuseum in het gebouw van de Zijdebeurs: La Lonja de la Seda. We zagen hier hoe op een groot getouw zijde geweven wordt, terwijl in dezelfde ruimte zijderupsen knagen aan een blaadje en de demonstratrice van dienst een cocon uittrekt en spint. Het eeuwenoude gebouw waarin dit alles plaatsvindt, heeft zware restauraties ondergaan, en is nu UNESCO-werelderfgoed. We vonden er een schitterende veelkleurige majolicavloer van zo’n 400 m2, gemaakt in Manises. Centraal in het immense vloertableau staat de afbeelding van de Faam, op de vier hoeken dames in koetsen die de werelddelen representeren, met de bijbehorende dieren zoals een olifant, een leeuw, een wit paard en een stel varanen. 16 Zijdegilde vloer 300 De zijdehandel was de kurk waarop Valencia in de gouden, vijftiende, eeuw dreef. De briljante stadsarchitect Pere Comte bouwde La Lonja de la Seda, de Zijdebeurs, die ook een (rechtsprekend) handelshof huisvestte: El Consolat del Mar. Dit ging uit van de wet van de vrije zee.
We hadden in enkele uren weer veel gezien, en hadden hier en daar nog wel langer willen vertoeven, misschien. Maar ook vandaag moest er weer geluncht worden. Doe zoals de Spanjaarden doen, we legden ons er graag bij neer. De organisatie had het gerenommeerde restaurant Masía del Vino tegenover het Zijdemuseum weten vast te leggen voor de groep. Ook dit werd weer een royale tafel in een authentieke omgeving.
Balansiya
Een verrassing was het programmapunt na de lunch: een bezoek aan Balansiya. Dit oude woord voor Valencia duidt op de overdekte opgegraven fundamenten van de Romeinse, de Westgotische en de middeleeuwse stad.
L’Almoina Centro Arqueológico: achter glas stap je via een paar trapjes meer dan tweeduizend jaar geschiedenis in. 17 Balansya
Het zijn steenresten, maar de ordening van menselijk handelen die je er in ziet, brengt geschiedenis even heel dichtbij. De indrukken konden daarna ingevuld worden met de aanpalende archeologische tentoonstelling. Vazen, schalen en andere objecten uit verschillende plaatsen in Spanje en Europa zijn hier gevonden, gerestaureerd en opgesteld om er met verbazing naar te kijken.

Dag 6: zondag in de provincie (15 mei)
Onze laatste excursiedag. De bus stond weer voor. We vertrokken vroeg, in zuidelijke richting voor een flinke rit naar Gandia. In deze deftige mediterrane stad bezochten we het Palau Ducal (hertogelijk paleis). In de bus hield Johan Kamermans een korte inleiding. Het paleis is in de veertiende eeuw gebouwd, toen dit deel van Spanje onder het huis Aragon viel. Het kwam in 1495 in bezit van de familie Borgia, die twee pausen voortbracht: Alexander VI en Calixtus. De Borgia’s waren geslepen diplomaten, gedreven door zucht naar rijkdom en macht. Gif en moord was hen niet te min. De eerste Borgiapaus had een vrouw, vriendinnen en kinderen. Lucrezia, de onechte dochter van Alexander VI, was een bekend instrument van huwelijkspolitiek.
In deze dynastie werd in 1510 Franciscus Borgia geboren, achterkleinzoon van Alexander VI. Hij schopte het tot onderkoning van Aragon en werd later generaal-overste van de Jezuïeten. Op zijn 36e jaar namelijk stierf zijn vrouw en besloot hij “zijn leven aan God te wijden”. Het is deze Borgia, die in 1671 ook nog eens heilig werd verklaard, aan wie de meeste verhalen in het kasteel zijn gewijd. Zo is er het kleine kamertje met alleen het bed en een stoel waarin hij zich terugtrok om eenvoudig te leven nadat hij zijn grote besluit had genomen.
In de Grote Zaal, met rondom lambriseringen met oude en aanzienlijk jongere cuenca-tegels, hangen ook tapijten uit Mechelen. 18 Gandia Grote zaal 300 Één daarvan beeldt Francisco Borgia af bij het sterfbed van Isabella van Portugal, met wie hij bevriend was. Volgens de gids die we er over door vroegen kwamen alle tegels in het paleis uit Manises, maar hij dacht ook te weten dat het voornamelijk reproducties waren. Van twee interessante types gótico-stijltegels zijn op een wand twee blokken ingemetseld die hoogst waarschijnlijk in een oorspronkelijke oude vloer hebben gezeten: zestien tegels met een blauwe kroon, en zestien met een voorstelling van wat mogelijk zonnestralen of lekkende vlammen moet voorstellen. Deze zijn mangaankleurig op een witte ondergrond. 19 Gandia stralende vloer 300Elders in het paleis eindigt een rijk gedecoreerde gang in een soort serre met een vloer van veelkleurige tegels. In het midden zagen we een grote zon, waaromheen vogels, andere dieren en florale motieven. Bijzonder is dat door de, vanuit het middelpunt naar buiten steeds wijder wordende banen, waar dan weer haaks de concentrische cirkels doorheen lopen, heel andere tegelformaten ontstaan.  20 Gandia balkon paleisInteressant zijn in de gang ook de kleine uitstulpende  buitenbalkonnetjes waar fraai gekleurde tableaus met bloemenmanden op zijn gelegd. 
Na dit bezoek hadden we gelegenheid om op een van de langzaam in beweging komende terrassen een kop koffie te bemachtigen. Vervolgens zette de bus koers naar het natte natuurgebied L’Albufera (= lagune), waar we uitstapten in het dorpje El Palmar voor de lunch met paella, hét gerecht dat in deze regio ontstaan zou zijn. Maar de reisleider had nog een verrassing in petto: El Palmar is een soort Spaans Giethoorn, gelegen aan een smal kanaal vanwaar de grote achterliggende plassen waar ook de rijstvelden hun water van krijgen, bevaren kunnen worden. 21 Albufera 300Mark had een schipper gehuurd met een grote open schuit waar met enige goede wil dertig noorderlingen in gepast konden worden.  En zo voeren we anderhalf uur op een zonnige zondagochtend, sommigen met geïmproviseerde zonwering op hun hoofd, over een zoetwaterlagune aan de mediterrane kust. Het was een mooie afsluiting, die nog mooier werd toen er, gezeten aan een lange tafel bij het kanaal, steeds door twee mannen platte pannen van minstens een meter doorsnee werden aangedragen met dampende traditionele paella.  Om ons heen zagen we dat dit een geliefkoosd zondagsritueel is voor veel Valenciaanse families uit de buurt.22 paella 300
Diezelfde avond nuttigden we in een restaurant naast ons hotel nog een klein hapje, hieven samen het glas op deze mooie tocht en huldigden we Mark van Veen om zijn perfecte organisatie en flexibele leiderschap.

Dag 7: exit
Deze maandagochtend had iedereen gelegenheid om naar eigen wens de uren voor vertrek naar het vliegveld bij Manises zelf in te vullen. Er werden nog bewonderende wandelingen gemaakt door en langs de architectuur van het Calatrava-park, boeken gekocht in de stad of gewinkeld in het nabije koopcentrum. Enkelingen knoopten er nog een paar dagen of meer Spanje aan vast, maar uiteindelijk zijn we allemaal veilig thuis gearriveerd.
Lejo Schenk

Met dank aan Johan Kamermans voor de foto’s, Francine Stoffels voor de correcties en Gerda Brust voor de redactie

Verslag voorjaarsexcursie 2017 naar Polen: een onontgonnen tegelland

 

Zeventien Vrienden hadden ingetekend op de door bestuurslid Frans Klein georganiseerde reis naar Polen, van 15 tot en met 20 mei 2017. Om 11.40 uur kwamen we maandag de 15e per KLM in Warschau aan.Daar stond onze erudiete Poolse gids Thomas met een busje en chauffeur ons op te wachten.

Na het inkwartieren in hotel Desilva Wilanow trokken we naar het historische centrum van Warschau om door een lokale gids rondgeleid te worden. We bezochten de Sint Annakapel, nu onderdeel van de Universiteit, waar in de sacristieruimte (met prachtig ingelegd meubilair) onder het raam een betegelde lambrisering te zien viel van mooie Amsterdamse bijbeltegels met anjerhoeken, gemengd met landschapjes en, volgens Peter Sprangers, ook Utrechtse tegels. Een dienstdoende non meende te weten dat deze tegels uit een kasteel verderop afkomstig zijn, en door elkaar hier gezet zijn bij de wederopbouw in de naoorlogse jaren.

Op het grote plein in hartje stad zochten we vervolgens de zonovergoten terrassen op voor een lunch, waarna groepsgewijs op eigen gelegenheid de stad verkend werd. In het hotel wachtte ons na het diner een inleiding van Peter Sprangers (ondersteund door beelden en informatie van Jan Pluis en prof. Piotr Oczko, die samen een boek over het later nog te bezoeken Wilanow-paleis schreven, en ondertussen hard doorwerken aan het verzamelen van steeds meer informatie). Peter besprak een selectie van locaties in Polen waar Nederlandse tegels zijn te vinden, en maakte ons bewust dat er nog heel veel onderzoek nodig is om uit te vinden waar die waarschijnlijk miljoenen Nederlandse tegels die in de Oostzeevaart naar Polen zijn geëxporteerd, geproduceerd werden. Wat is Amsterdams, wat is Utrechts, wat komt uit Harlingen? En zijn er sponsen over en weer gebruikt die de zaken nog ingewikkelder maken?

Dinsdag 16 mei

Per bus ging het deze dag naar het dichtbij gelegen Wilanow-paleis, gebouwd door architect Locci Augusto. Nu een museum vol mooie kunst en stijlkamers, eind zeventiende eeuw een barokke residentie die de latere Poolse koning Jan Sobieski schonk aan zijn geliefde Italiaanse vrouw. Onze groep was natuurlijk vooral geïnteresseerd in het zg. Faience Kabinet. 

Wilanow

Een zaaltje met fraaie Nederlandse tegels en tegeltableaus (Jan van Oort, Amsterdam, rond 1690), in Polen opgehoogd met goudverf om ze beter aan te laten sluiten bij de decoraties in het paleis. Een schitterend geheel, al konden de suppoosten hun ogen niet geloven dat die Nederlandse bezoekers (…) over de vloer kronkelden om alles gefotografeerd te krijgen. Overigens zaten er onder langs de wanden opnieuw rijen zeer wonderlijk gemengde tegels, inclusief lokale replica’s.

Volgend hoogtepunt was, na de lunch, een bezoek aan het prachtige Lazienki park en museum, het oudste park van Warschau, met klassieke tuin. Het barokke paleismuseum, gebouwd door de Nederlandse architect Tielman van Gameren, staat als het ware in het water, door vijvers met gondels omgeven. In de Bacchuszaal, met een mooi schoorsteenstuk van Jordaens treffen we zeventiende eeuwse Nederlandse tegels aan. Ook enkele badkamers zijn betegeld, maar ook met in de jaren’50 gemaakte Poolse kopieën, volgens de rondleider.

Lazienkipaleis

Deze avond werden we ook weer bijgeschoold, nu door Frans Klein die een inleiding op de geschiedenis van Polen had voorbereid. Een geschiedenis die getekend wordt door conflicten en oorlogen, met als rode draad steeds het verlangen om een eigen natie met een eigen identiteit, en een goede vorst te behouden. Hoogtepunt is wel de periode van midden 16e tot midden 17e eeuw, die wel de Poolse renaissance wordt genoemd. Onder koning Sigismund II bloeiden toen kunst en cultuur. Na deze zeer uitvoerige chronologie, eindigend met het bezoek van een groep Nederlandse tegelvrienden, nam conservator Johan Kamermans het stokje over. Hij bereidde ons inhoudelijk voor op de bezoeken aan het slot Mariënburg (Malbork) en een aantal andere locaties in Gdansk. Tot slot had ondergetekende nog wat gegevens opgediept over de intensiteit van de Nederlandse (vooral Amsterdamse) handel (graan!) met de Oostzeehavens, in de periode voorafgaand aan de Nederlandse Gouden Eeuw.

Woensdag 17 mei.

Vroeg vertrokken we voor de lange busreis van ongeveer 5 uur naar Gdansk, met een tweetal stops. De eerste in het fraaie stadje Pultusk, waar we in de oorspronkelijk 15e eeuwse kerk welkom werden geheten door de pastoor. Hij gunde ons het privilege de St. Franciscuskapel te bewonderen, voorzien van 2580 Nederlandse tegels.

Pultusk

Vrijwel allemaal blauw, op enkele bijzondere paarse bijbeltegels na, en met algemeen voorkomende voorstellingen van landschapjes met gekruiste hekjes, duiventillen, maar ook bloemenmandjes. Mogelijk van Amsterdamse origine, maar zoals vaker deze week werden er ruimhartig andere opties open gelaten. De tegels blijken afkomstig uit het nabijgelegen kasteel, ooit bisschoppelijk paleis, en zijn waarschijnlijk in de 19de eeuw verzet naar de kerk. Snel observeerden we hierna nog even wandelend het authentieke stadje. Thomas en de bus brachten ons na weer anderhalf uur voor de lunch bij een restaurant dat gevestigd bleek in een oude steenfabriek.We kregen in deze romantische omgeving een echt Poolse lunch opgediend: Varkensvlees, rode bietjes, tomatensoep met vermicelli, en gebak na. Smakelijk en zeer verzorgd.

Daarna 3 uur verder naar slot Marienburg (Malbork Castle) voor de Nederlandse tegels aldaar. Marienburg zou het grootste gotische kasteel ter wereld zijn. Het werd in 1276 gesticht door de Duitse Teutoonse ridders die een grote rol speelden in de Poolse staatsgeschiedenis. Het werd in de 18de eeuw vrijwel gesloopt, gerenoveerd in 1802 en weer verwoest in 1945. De indrukwekkende reconstructie van nu is UNESCO-erfgoed. Na de uitbundige rondleiding met verhalen over de militaire onoverwinnelijkheid van de Teutoonse ridders, kwamen we op de bovenetage bij een marmeren wasbak, omgeven door Nederlandse tegels.Malbork

Het rood marmeren bassin diende om handen te wassen voor het binnengaan van de zaal waar vieringen plaatsvonden. De tegels: Bijbelse voorstellingen, vrij algemeen. Dubbele cirkeltegels, kinderspelen, herders. Hoekvullingen met bijtjes en ossenkoppen. Ook: door sommigen als Rotterdams benoemde kwartrozetten. Waar kwamen ze vandaan, deze tegels? Amsterdam, Harlingen, Rotterdam? Er werd tot in Gdansk over door gefilosofeerd. En we sliepen gerieflijk in Hotel Dom Muzyka, het fraai gerestylede voormalig conservatorium.

Donderdag 18 mei.

’s Ochtends een wandeling door het prachtige oude centrum van Gdansk. Danzig, de latere vrijstaat onder Napoleon, was in de zeventiende eeuw de grootste stad van Polen en van het hele Baltische gebied. In de 17de eeuw deden jaarlijks wel 2000 schepen uit Amsterdam deze stad aan! Alles wat Polen binnenkwam moest via Danzig, en ging over de rivieren verder het land in. Grappig was dat we in het historische zogenaamde Holland House, nu een restaurant, werden gewezen op een gloednieuw, vakkundig geschilderd tegeltableau van Hugo Kaag. Als werkplaats lazen we Koch-Workum. Toen onze gids, een afgestudeerd jurist, onze interesse voor tegels en de Hanzehandel doorkreeg, kwam hij tot onze verrassing met het verhaal dat hij in de juridische archieven ooit een zaak was tegengekomen , die diende bij het juridisch hof van de Hanze in Lubeck, tussen de stad Gdansk en Haarlem of Amsterdam. Dat zou gaan over het recht om tegels te mogen kopieren. Enfin, er werden meteen adressen uitgewisseld.

Naast het raadhuis van de “Hoofd Stad” aan de Lange Markt bezochten we het raadhuis van de “Oude Stad” (Ratusz Starego Miasta), gebouwd in 1595 door Anthonis van Obbergen. Daar zijn wanden met waarschijnlijk Friese tegels, in kleine dubbele cirkels. Daarvan vele in Polen gemaakt voor restauratie. Verder landschappen en herdertegels, die Utrechts aandoen. Zeker 800 tegels, ruw geschat, met twee diagonale spijkergaatjes.

Hoogtepunt van de tour was toch het bezoek aan het Artus Court (Museum Junkerhof) een renaissancistisch gebouw dat diende als ontmoetingsplaats voor handelaren en magistraten. Middelpunt is daar de gigantische, bijna 11 meter hoge tegelkachel uit 1546. Er zitten meer dan 500 individueel geschilderde tegels, veelal met portretten. Karel V, Isabella van Spanje, de keurvorst van Saxen, ze zijn er allemaal.Artushofkachelofen

Een symbool van religieuze tolerantie. Maar ook monniken en nonnen staan er op die drinken en feesten. Een Lutherse protestkachel is het dus ook. Maker van dit prachtstuk is de Meistertopfer Georg Stelzener. Elders in het gebouw stuiten we nog op blauwe tegels in paarse achthoeken (Harlingen, Amsterdam 1740?,wie weet het).

Artushof2

Als toetje mogen we nog even het Archeologisch Instituut in. Daar bezichtigen we een wand met tegels van de Poolse keramiste Anna Maria Strzelczyk. De individuele tegels, waarschijnlijk gekochte, geperste exemplaren van 15 x 15 cm zijn op het glazuur beschilderd met motieven ontleend aan Hollandse tegels. Ze omgeven twee kleine, op dezelfde gemaakte scheepstableautjes.

Na deze groepsexcursie waaieren we individueel uit over de stad. Schrijver dezes bezocht met een groepje het in een voormalig franciscaans klooster gevestigde Muzeum Narodowe (onderdeel van het Nationaal Museum) waar we het unieke geluk beleefden om het wereldberoemde, prachtige drieluik over het Laatste Oordeel van Hans Memling ongestoord te kunnen bewonderen. Daarna brachten we geruime tijd door in de Faience zaal, waar ondermeer bloemstuktableaus van Jan van Oort te zien waren. Plus Delftse faience. Maar ook vele andere tegels en maiolica uit Europese landen. En niet te vergeten de imposante eigen productie van Gdansk, waarbij opnieuw de prachtige en soms reusachtige kacheltegels de show stelen.

Vrijdag 19 mei

Per bus terug van Gdansk naar Warschau. Onderweg vertelt gids Thomas op indringende en ook persoonlijke wijze over het gevecht van zijn land Polen om een modern Europees land te worden. De inrichting van een nieuw onderwijssysteem, een woningbeleid, het regelen van pensioenen en de gezondheidszorg, het inrichten van de staat zelf: het raakt diep aan individuele levens en is nog steeds niet af. Maar Thomas vindt het wel fascinerend om mee te maken. “Het voelt als een sprong van 100 jaar in de geschiedenis”,zegt hij. “ Dertig jaar geleden waren we maar 25 jaar verder in ontwikkeling als Afrika. Nu zijn dat er 100”…

De tweede tussenstop is een nieuw hoogtepunt: het Nieborow paleis. Ook dit is gebouwd door Tielman van Gameren, die in het Warschau van de tweede helft 17de een gevierd architect werd. In het entreegebouw komen we meteen een goed gemaakte tegelkachel van lokale makelij tegen, de tegels beschilderd met op Utrecht geïnspireerde herdertegels. Even verderop in de hal is de binnenboog van een schouw bekleed met zowel originele als gekopieerde herderscenes. Hetzelfde in de toiletten. Verder mogen we nog niet kijken, want er staat een lunch klaar. En wat voor een! In de zaal is een gigantische ovalen tafel gedekt waar we allen ruim kunnen aanzitten. Er is prachtig gedekt, met verse bloemdecoraties, midden op de tafel die een meter of drie breed is. Met de smaakvolle, maar niet overdreven lunch voelen we ons als aan een staatsdiner. Daarna gaan we het gebouw verder door. Piece de resistance is het enorme trappenhuis, dat van plint tot over het gehele plafond doorbetegeld is met 8 a 10.000 Nederlandse tegels.

Nieborowpaleis

Een haast duizelig makend gezicht. Met het aanbrengen ervan is in 1766 begonnen. Aangenomen werd steeds dat de tegels uit Harlingen kwamen. Maar ook hier komt het gezelschap er niet uit. Zijn de wanden Utrechts en is het plafond Amsterdams? Of gemaakt in Harlingen met sponsen uit Amsterdam en Utrecht? Er is nog veel onderzoekswerk te doen…

Op de verdere tocht door het gebouw zien we een bedwelmend mooie groene tegelkachel, in Polen geproduceerd, die we ook al in het museum in Gdansk aantroffen.Even fraai oogt een paarse kachel met fabels van Lafontaine, die in 1982 (!) gemaakt bleek. Bij het paleis hoort ook een majolicafabriekje. Het gebouwtje bevat een kleine representatie van producten die sinds de oprichting in 1881 zijn gemaakt. Recent is er niet meer geproduceerd, maar er schijnt gewerkt te worden aan een doorstart. Na een wandeling door het in Franse stijl aangelegde park met een mooie bomencollectie vertrekken we voor onze laatste hotelnacht in Polen. Het blijkt een hotel van het gedroomde nieuwe Polen: glas, marmer en staal in het uiterst comfortabele bussinesshotel Sobieski by Radisson.

Zaterdag 20 mei

Deze laatste ochtend kon naar eigen wensen worden doorgebracht. Diverse mensen bezoeken musea, boekwinkels, antiquairs, of leveranciers van houtsnijwerk en subtiele wodkasoorten. Maar menig reiziger wordt toch ook weer met de zonnebril op de neus op een van Warschaus terrassen aangetroffen.

Op de luchthaven nemen we met warme woorden en een attentie namens de groep afscheid van gids en chauffeur. Om 19.15 uur landen we in Amsterdam, buitengewoon tevreden over een zeer verrassende tegelreis. Organisator Frans Klein krijgt lof, complimenten en onder welgemeend applaus een Poolse trofee overhandigd namens de hele groep.

Lejo Schenk

Van 16 tot 24 mei heeft een groep Vrienden van het Tegelmuseum een bezoek gebracht aan het noorden  en oosten van  Duitsland en het zuidwesten van Polen. Onderweg zijn divers plekken bezocht met nederlandse en duitse tegels. een uitgebreid verslag volgt.

 

                   Boizenburg2

 

 

 

 

 

 

 

 

Erstes Deutsches Fliesenmuseum 

 

Dresden3

Tegeltableau "Fürstenzug" Dresden

 

Dornburg1

Tegels uit  Erfurt, Schloss Dornburg

Tegelreis naar Engeland: een imponerende kennismaking met musea, collecties en locaties.

26 Vrienden vertrokken op donderdag 10 mei per bus vanaf drie plaatsen in Nederland naar Europoort, van waar de nachtferry van P&O ons naar Hull bracht. Van hier uit begon een door Mark van Veen perfect georganiseerde reis vol gedenkwaardige hoogtepunten.

VAN LEMMEN

UK2018Hornsea

Om half acht in de ochtend reed de meegereisde bus ons naar Hornsea, om daar het welhaast krankzinnig uitbundig betegelde Farrago House te zien. Josie Adams, beheerder en bewoonster leidde ons rond. Bij de ontvangst verscheen zowaar als mystery guest onze vriend, en groot kenner van de Engelse keramiek- en tegelproduktie, Hans van Lemmen. Hans was zo vriendelijk het bezoek mee te organiseren en mogelijk te maken. Ook deed hij onderzoek naar dit van binnen en buiten betegelde huis, gebouwd in 1909-10 door architect en verzamelaar David Reynard Robinson. Spaanse tegels, Engelse geperste en encaustic (ingelegde) tegels uit de Victoriaanse en Arts & Craft periode, mozaïekvelden van gebroken tegelfragmenten, maar ook complete velden van door Van Hulst in Harlingen voor de Engelse markt geproduceerde tegels doen de bezoeker haast duizelen.

Het zijn deze rond 1900 handgemaakte Nederlandse tegels, die Robinson wilde profileren als alternatief voor de perfecte, machinaal vervaardigde Engelse “dust–pressed” tegels, die de wereld van die tijd aan het veroveren waren.

De middag van 11 mei brachten we door in wat Europa’s grootste antiekcentrum genoemd wordt, Caenby Corner Estate in Hemswell. Ofschoon er op het gigantische terrein heel veel interessants te zien was, werden er relatief weinig tegels waargenomen. Niettemin lukte het een van onze reizigers om een paar mooie Boumeester-tegels te scoren.

STOKE ON TRENT

Van Hemswell ging het naar onze eerste overnachtingsplaats Nottingham in de Midlands, dat voor een aantal dagen onze uitgangsbasis zou worden. De historische Engelse keramiekstad Stoke on Trent, waarvan de koosnaam ook wel “the Potteries” luidt, was op 12 mei het reisdoel. Eerst bezochten we het in 1971 geconserveerde Gladstone China Works. Een aardewerkfabriek met vijf karakteristieke hoge ovens, waarvan een nog werkzaam. We leerden en zagen er alles over de samenwerking van klei, water en kolen, die deze industrie hier in Noord Staffordshire tot grote hoogte bracht. De formule voor het beroemde bone china werd uit de doeken gedaan. We werden ingeleid in het werk van de modelleerders, de schilders, de mallenmakers, de ovenvullers, de stokers. En niet te vergeten de boetseerster van de ragfijne porseleinen bloemen.

De middag was gereserveerd voor Potteries Museum en Art Gallery in Hanley Stoke on Trent. Met assistent-curator Ben Miller liepen we door het depot en bespraken de kleine collectie Nederlandse tegels. Daarna liepen we door de verschillende tentoonstellingen. De Ceramics Gallery, de Design Gallery, de Fine Art Gallery en de Temporary Art Gallery gaven een mooi overzicht van de historische en eigentijds keramiekkunst in Groot Brittannië, maar ook daarbuiten. Moorcroft, Doulton, Wedgewood en Aldermaston, ik grabbel maar wat namen. En daarnaast Clarice Cliff, Alan Caiger Smith, Lucie Rie en Arabia, Royal Copenhagen. In een historische vitrine lazen we: ”Tin glazed earthenware was introduced into England by Jasper Andries and Jacob Janson, potters from Antwerp who came to England in about 1567 to escape the persecution of Protestants in the Netherlands. They first worked in Norwich, but later Janson moved to London setting up a pottery in Aldgate.”. De tekst meldt verder dat er meerderen zijn gegaan in de late zestiende eeuw, maar niet zijn geregistreerd, tot aan “Christian Wilhelm” die zich vestigde in Southwark rond 1617.

In de bijbehorende vitrine troffen we een grote (40x40x40 cm) polychrome cisterne voor water en wijn aan, beschilderd met zeer Nederlands aandoende Franse lelies in de hoeken en een groot tulpmotief centraal. Gemerkt T, met een soort huismerk, en gedateerd 1637. Volgens het bijschrift gemaakt in Londen.

Terug in Nottingham worden ’s avonds de eerste restaurants en pubs gekeurd, en tot tevredenheid…

HUISBEZOEK

Zondag 13 mei bezocht ons gezelschap het vermaarde Nottingham Castle, waaromheen uiteraard de herinnering aan Robin Hood en de sheriff ook commercieel levend wordt gehouden. Het kasteel beschikt over een aantal museale presentaties, met als belangrijkste het verhaal van een gepokt en gemazeld regionaal militair regiment, de Mercians. Verder mooie textiel, schilderijen , lokale geschiedenis en uitstekende educatieve voorzieningen voor kinderen en scholen. Na een koele Dark Ale in “Ye Olde Trip to Jerusalem” stappen we in de bus naar Bunny, waar we in de historische pub van een chef die goed op de hoogte blijkt van de Nederlandse voetbalbiotoop, een traditionele Sunday roast krijgen voorgezet.

RancliffeArms

Een mals buffet voor carnivoren, heerlijke geroosterde vleessoorten zoveel je wilt, met genoeg salades daaromheen. Rond half vier brengt de topfitte chauffeur ons vervolgens terug naar Nottingham. Aldaar zijn we te gast bij Michael en Malcolm, een verzamelaarspaar dat ons op voorspraak van Mark hun weergaloze collectie Engelse tegels laat zien. Door het hele huis hangen de topstukken van Minton, Burmantoft, De Morgan en al die andere producenten uit de Engelse negentiende en twintigste eeuw. Bijna allemaal vertegenwoordigd door hun beste schilders en vormgevers. Michael vertelt dat als hij in een veilingzaal verschijnt, de meeste verzamelaars weglopen. Maar ook dat hij zich zorgen maakt waar deze topcollectie, nu hij fors op leeftijd is en zijn krachten afnemen, een nieuwe bestemming zal vinden.

Nottingham2

In de minutieus verzorgde tuin bieden Malcolm en Michael ons ten afscheid versnaperingen aan, waarna we teruggaan naar ons hotel om van daar uit, voor wie wil, nog verder Nottingham te verkennen.

CRAVEN DUNNILL

Maandag 14 mei checken we uit in Nottingham en rijden we naar het Jackfield Tile Museum in Ironbridge, werkelijk een bedevaartsoord voor tegelliefhebbers. Het museum is gevestigd in een oude fabriek van Craven Dunnill uit 1873. In een deel van de oude bedrijfsgebouwen worden bovendien opnieuw ingelegde vloertegels, de “encaustic tiles”, gemaakt. Deels handmatig, deels machinaal.

Het museum vertelt de opkomst en ondergang van de enorme aardewerkindustrie in dit deel van Engeland, met bedrijven als Craven, Maw en Minton. Ook Nederlandse bedrijven als Lotus en De Distel haalden hier hun tegels om die in Nederland te decoreren. De entree van het museum vormt de nog nagenoeg complete toonzaal van de oude fabriek, en verlegt zich dan naar hedendaags ingerichte zalen met magnifieke collecties van alle grote bedrijfsnamen, ontwerpers en schilders. Arts & Crafts beweging, de Victorianen, de Gothic Revival, de Aesthetic Movement, de Moorse en Perzische invloedssfeer worden belicht. En daarna volgt een reeks van zalen met toepassingen van tegels, zoals in winkels, kerkgebouwen, woonhuizen, overheidsgebouwen, gezondheidsinstellingen enzovoorts. De tocht door het museum eindigt in een zaal waar een beroemde Engelse private collectie, die van John Scott, is geland. (Iets waar Michael, die we eerder bezochten en op hetzelfde hoge niveau heeft verzameld, stiekem wel jaloers op is). Een wandtekst toont Scotts antwoord op de vraag waarom hij tegels verzamelde. Zijn antwoord: “After much cogition I confess it’s “loneliness”. They are like old friends, always smiling and ever capricious. Some of them I love more than others, but that’s life”.

Na een door de museummedewerkers zorgzaam bereide lunch van sandwiches en salades laat Chris Scott ons de encaustic tile fabriek zien, die hij in 1997 opnieuw begon, en inmiddels weer door de opvolgers van het boude Craven Dunnill is overgenomen. Zodat er ook werkelijk geïnvesteerd kon worden. Chris gunt ons het privilege dat we het hele proces van de vloertegel die hij hier maakt, mogen volgen.

EncausticTile

Het bedrijf produceert nauwelijks wandtegels, maar moet het hebben van restauratieprojecten voor historische vloeren. Zo wordt er op dit moment gewerkt aan een grootse, twaalfjarige opdracht om ingelegde vloeren met heraldische motieven van de Westminster parlementsgebouwen te vernieuwen. Chris ontvangt opdrachten uit de hele wereld, en zegt het enige bedrijf te zijn dat opdrachten van enig volume aankan. En dat alles gebeurt in een kleinschalig bedrijf, met een kleine bemensing, waar alles zelf wordt ontwikkeld, omdat heel veel historische kennis van de techniek niet meer te vinden was.

Na dit gedenkwaardige bezoek vertrokken we naar ons hotel, een 16e-eeuws herenhuis in Madeley, Telford. In de grote zaal, bij een brandend haardvuur, nuttigen we een smakelijk 3-gangendiner.

NAAR LONDEN VIA G.F.WATTS

Dinsdag 15 mei. In de bus voor een lange reis naar Londen. Onderweg vergast conservator Johan Kamermans ons op een mini-lezing, waarin hij vertelt over zijn lopende archiefonderzoeken naar de betrekkingen tussen Nederlandse tegelproducenten en de Engelse fabrikanten. Er blijken levendige contacten geweest te zijn , met als doel te leren en te profiteren van de Engelse mechanisatie. Zo vond Johan een briefwisseling tussen Rozenburgdirecteur Van de Sande met een collega in Stoke on Trent. De” schriftelijke cursus pottenbakken” blijkt onvoldoende te werken en Van de Sande reist uiteindelijk zelf af naar Hanley, Stoke on Trent, om te zien wat er allemaal aangeschaft zou moeten worden. Het is illustratief voor het geploeter van meerder Nederlandse bedrijven in die tijd om het hoofd boven water te houden.

Na vier uur rijden arriveren we in Guildford, waar we als tussenstop de Watts Gallery en Watts Chapel bezoeken. George Frederic Watts (1817-1904) wordt als kunstenaar ook wel “Engelands Michelangelo” genoemd. Tussen 1891 en 1904 stichten hij en zijn begaafde vrouw Mary een werk-en leerplaats, een galerie en een kapel in Guilford. Beiden zijn aanhangers van de zeer sociaal geïnspireerde Arts & Crafts beweging van John Ruskin en William Morris. Ze zijn begaan met de sociale problemen van hun tijd, zoals de hongersnood in Ierland. De bevolking van Guilford betrekken ze structureel bij hun werk, met de ambitie zo voor kennis, werk en inkomen te kunnen zorgen. In de Watts Gallery zijn nu, behalve de schilderijen van de familie Watts, ook prachtige tegels van De Morgan, en ander schilderwerk van bijvoorbeeld Edward Burne Jones, Alma Tadema en William Shackleton te zien.

Een wandelingetje door de landelijke omgeving voert van de hoofdgebouwen naar de door Mary Watts met behulp van de plaatselijke bevolking van Compton gebouwde kapel. Dit wonderlijke, karakteristieke gebouw op de begraafplaats is opgedragen aan de doden die daar rusten. 70 dorpelingen en kinderen werkten er aan mee. Het gebouw zit vol met handgevormd fresco en sgrafittowerk, geïnspireerd op volkenkundige en art nouveau motieven.

Tegen zevenen arriveerden we tenslotte in ons Londense hotel. Op het avondprogramma stond daar nog een wandeling naar het Bibendum-gebouw, een zeer karakteristiek art nouveau monument. Deze voormalige showroom/garage van Michelin is aan buiten en binnenzijde voorzien van grote tegeltableaus met scenes uit de (vroege) autoracerij.

NOG VIER MUSEA TE GAAN

14 mei. We wandelen door de stad naar Leighton House museum. Dit is de vroegere residentie van de schilder Frederic Leighton (1830-1896). Niet alleen vanwege Leightons werk dat er te zien is, maar vooral het eclectische interieur en de betegelingen maken ook van dit gebouw weer een van de hoogtepunten van onze reis. Leighton, die president van de Royal Academy werd, reisde al op zijn dertiende naar Frankfurt, en later door heel Europa en het Midden Oosten. In Frankrijk ontmoette hij Eugene Delacroix, die hem inspireerde tot de bouw van Leighton House. In 1865 werd met de bouw begonnen, naar ontwerp van de Schot George Aitchison. Uitgangspunt was een eclectisch expositiegebouw, waarin de functionaliteit ondergeschikt was aan de schoonheid (Aesthetic Movement; Oscar Wilde) .Leighton had enorm veel tegels verzameld, waarvoor het huis in 1878 uitgebreid werd met een ruimte die als “Siciliaans-Moorse paleiszaal” werd aangeduid. Een kleurschema in blauw verbond de verschillende delen. De tegelgenieter vindt er hexagonale tegels uit Iznik, een prachtig tableau met Korantekst uit Cairo, 13e-eeuwse Kashantegels uit Perzië, Siciliaans geïnspireerde goudluster mozaïeken. Open plekken werden opgevuld door velden van William de Morgan, wiens 19e-eeuwse Damascus- en Iznikmotieven in de toekomst waarschijnlijk steeds minder van de oorspronkelijke onderscheiden zullen worden.

Na deze onderdompeling in Oriëntaalse sfeer ging het te voet verder naar het Victoria & Albert museum. Hoewel niet voor iedereen nieuw, toch een passende halte in een reis als deze. Al was het maar om weer eens de drie reusachtige restaurantruimtes te bekijken. Vooral het middelste is een overdonderend geheel met een renaissancistisch plafond, glas in loodramen (van Burne Jones), betegelingen met een geometrisch decor en classicistische bouwkeramiek in wit op gele ondergrond. Daarnaast is er de blauwwit betegelde Poynter room, met grote tegelpanelen die de seizoenen voorstellen. Daaronder zitten dan weer tegels geschilderd in “Dutch style” door meisjes van de Art School. En centraal is er een monumentale haard met Japanse motieven op tegels.

Maar je komt in het V&A natuurlijk voor de keramiekafdeling. Er is een mooie inleidende presentatie met tegeltableaus uit Portugal, Turkije, en met velden uit Nederland. Daarna begint de enorme depot-achtige opstelling in reusachtige vitrines waar vrijwel alles wat men bezit, zichtbaar wordt. Ook de tableaus zijn te zien, maar die hangen zo hoog dat je er bijna kramp van krijgt. De uitbundige hoeveelheid tegels, van eenvoudige Hollandse tot de kostbaarste Italiaanse, staat in stapels of op rijen vooral uitdagend onzichtbaar te wezen. Het digitale scherm waarop ieder tegel opgehaald kan worden werkt zeer traag, of niet adequaat.

De vaste opstellingen van het V&A bekijken blijft niettemin een feest. In de Europese afdeling vanaf 1600 vind je tussen meubilair, schilderijen en ander moois wel weer hele fraaie tegeltableaus gepresenteerd. Daaronder een meerkleurig Delfts bloementableau, waarvan de basis gevormd wordt door een ”gilin”, dat is een Chinese mythologische figuur met drakenkop en leeuwenstaart.

Enkele groepsleden gebruikten het restant van de middag ook nog om een bijzondere tentoonstelling, “Sublime Symmetry”, over ontwerper De Morgan te gaan bekijken in de Guild Hall. Een tip die Francine Stoffels opving in Watts House.

WILLIAM MORRIS EN BRITISH MUSEUM

Donderdag 17 mei. We bezoeken Waterhouse, oftewel de Morris Gallery, het huis waarin van 1848 tot en met 1856 William Morris, icoon van de “Arts & Crafts“ beweging woonde. Morris, geboren in 1834, leefde hier enige jaren met zijn moeder. Hij was een veelzijdige, beroemde architect en ontwerper, maar ook een socialistische activist. Al jong was hij verontwaardigd over de mensonterende omstandigheden in de industriële wereld van zijn tijd. Morris was voor ambachtelijkheid, de Gouden Eeuw met zijn steden en zijn kleinschalige bedrijf. Ook de klassieke wereld, die veel te lang de kunst had gedomineerd sprak hem niet aan. Hij wilde een vrije samenleving, waarin het kunstenaarschap en het ambachtelijke niet uit elkaar getrokken werden. Morris gaf boeken uit, deed aan glas in lood techniek, maakte zelfs keramiek en tegels. In zijn eerste huis in Londen wilde hij tegels plaatsen, maar de Engelse geperste tegels vond hij niet ambachtelijk. In Utrecht en Harlingen vond en haalde hij wat hij zocht.

MorrisGallery

Morris was toen hij er woonde nog te jong om zijn stempel op Waterhouse te drukken. Daarom is het vooral een expositieruimte die vertelt over zijn leven, en ruimte biedt aan kunst van anderen.

Na de lunch in Morris’ huis bracht de bus ons naar de laatste bestemming: het British Museum. Hier stond een depotbezoek gepland, en een ontmoeting met conservator Beverley Benk. Zij heeft middeleeuwse tegels in haar portefeuille en werkt aan een recente groep bodemvondsten uit Manor House Surrey, zuidoost Londen. Beverley had enkele van haar alleroudste tegels en fragmenten, de meeste tingeglazuurd, uit het depot op een werktafel voor ons gereed gelegd. Daaronder enkele fragmenten die in Londen de vraag deden rijzen of ze Antwerps zouden zijn. Ger de Ree, die een fragment uit Middelburg (waarover verder niets qua vindplaats bekend is) had meegenomen maakte Beverley erg blij. Zij vond de fragmenten een “perfect match”. Ook een ander in Engeland gevonden fragment leek volgens sommigen zeer verwant aan de Zuidelijk Nederlandse Herckenrodevloer. Er werd daarna nog lang doorgepraat over Ger’s bevinding dat de in Londen gemaakte tegels harder zijn gebakken, en daardoor een meer metalige klank hebben, en licht wiebelen als je ze vlak legt. Kortom, een bezoek dat tot voortgaande communicatie over de Noordzee heen uitnodigt.

Na Beverley’s deskundige ontvangst werden we door haar collega Judy Rudoe meegenomen naar de nieuw ingerichte zaal voor 19e eeuwse keramiek. Ze toont daar veel “Gothic” tegels uit die tijd, juist als reflectie op de middeleeuwse afdeling. Het is overigens niet alleen Engels wat deze afdeling biedt. Zelfs de Nederlandse Nieuwe Kunst is er vertegenwoordigd. In dat verband sprak Judy uit dat ze best wat meer Nederlandse art nouveau in de collectie zou willen, waarbij ze onder meer de namen van Colenbrander en Van der Hoef noemde. Nadat we waren geïnformeerd over het researchprogramma, dat sterk gebaseerd is op databasegebruik, namen we afscheid. Ieder had zo nog even de tijd om een favoriet onderwerp in het museum te bezoeken, of het restaurant aan te doen.

Het British Museum was een stijlvol laatste programmapunt van deze uitstekende tegelreis .Dat werd dan ook zowel tegenover organisator Mark, als naar elkaar toe uitgesproken in de door Mark afgehuurde hoek van een pub vlakbij het hotel. Met een goed glas en een Britse snack sloten we daar de week af. En, zoals dit verslag bewijst, kwam iedereen na een veilige oversteek met de ferry op 18 mei weer veilig thuis aan.

Dover

Lejo Schenk

Top